ECLI:NL:CRVB:2014:4307

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 december 2014
Publicatiedatum
18 december 2014
Zaaknummer
13-3767 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van functiebeschrijving en indeling in bandbreedte binnen de Sociale Dienst Drechtsteden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die werkzaam was als medewerker bezwaar en beroep bij de Sociale Dienst Drechtsteden. Appellant was in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van het bestuur om hem in te delen in bandbreedte C, terwijl hij meende dat zijn functie substantieel coachen en opleiden van collega's omvatte, wat een indeling in bandbreedte B rechtvaardigde. De Raad heeft vastgesteld dat de functiebeschrijving van maart 2011 niet aangeeft dat coachen en opleiden een substantieel onderdeel van de functie van appellant is. Het bestuur heeft ter zitting toegelicht dat de senior medewerker bezwaar en beroep verantwoordelijk is voor het coachen en opleiden van medewerkers, en dat de rol van appellant meer gericht is op het geven van uitleg en het signaleren van ontwikkelingen binnen zijn afgebakende rechtsgebied.

De Raad heeft verder overwogen dat de inpassing in de generieke functie van Adviseur bandbreedte C niet onhoudbaar is, omdat de functie-eisen en verantwoordelijkheden van appellant overeenkomen met de beschrijving van deze bandbreedte. Appellant's argument dat zijn werkzaamheden complexer zijn en in een politiek-bestuurlijke context plaatsvinden, werd door de Raad niet gevolgd, aangezien de werkzaamheden van appellant zich beperken tot de sociale zekerheid en niet de strategische of complexe dossiers omvatten die kenmerkend zijn voor bandbreedte B. De Raad heeft ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel verworpen, omdat de functie bij het Juridisch Kenniscentrum niet vergelijkbaar is met die van appellant.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant bevestigd, waarbij het hoger beroep van appellant ongegrond werd verklaard. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 18 december 2014.

Uitspraak

13/3767 AW
Datum uitspraak: 18 december 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 juni 2013, 12/2443 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het Drechtstedenbestuur (bestuur)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 november 2014. Appellant is verschenen. Het bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door S.A. Moelker, P. le Bruin en
J. Polderman.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant was werkzaam als medewerker bezwaar en beroep (salarisschaal 10) bij de stafafdeling Kwaliteit van de Sociale Dienst Drechtsteden (SDD). In 2010 is het bestuur overgegaan tot invoering van het functiebouwwerk Drechtsteden, waarbij een nieuw functieboek is vastgesteld. In het functieboek zijn de voorkomende functies door middel van generieke functieprofielen beschreven en gewaardeerd. Daarbij zijn de functies gerangschikt in functiefamilies, dat wil zeggen functiebeschrijvingen met een gemeenschappelijk grondpatroon. Deze functiefamilies zijn onderverdeeld in niveaus, die zijn aangeduid als bandbreedtes.
1.2.
Bij besluit van 30 juni 2011 heeft het bestuur appellant per 1 april 2011 ingepast in de functiefamilie van Adviseurs met bandbreedte C, bij de stafafdeling Kwaliteit en Beleid, waaraan een functioneel niveau van schaal 10 is verbonden. Het bestuur heeft het bezwaar hiertegen bij besluit van 12 maart 2012 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Zoals de Raad eerder heeft overwogen (uitspraak van 2 augustus 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX3562) moet de inpassing in een generieke functie terughoudend worden getoetst. Die toetsing is beperkt tot de vraag of de inpassing op voldoende gronden berust. Dit betekent dat pas tot vernietiging van het bestreden besluit kan worden overgegaan als deze inpassing als onhoudbaar moet worden aangemerkt. Daarvoor is ontoereikend de enkele omstandigheid dat inpassing in een ander, hoger gewaardeerd functieprofiel op zichzelf denkbaar en verdedigbaar is.
4.2.
Het bestuur heeft bij de inpassing als inpassingsgrondslag gehanteerd de functiebeschrijving medewerker bezwaar en beroep zoals vastgesteld in maart 2011. Dit betreft een door het afdelingshoofd aangevulde en geactualiseerde versie van de functiebeschrijving van de medewerker bezwaar en beroep uit het functieboek 2006/2007. Appellant heeft in dit verband aangevoerd dat niet alleen sprake is van aanvullingen op de functiebeschrijving uit 2006/2007, maar ook van een wijziging van de functiebeschrijving, omdat in de functiebeschrijving van maart 2011 niet langer HBO+ werk- en denkniveau als functie-eis geldt. Appellant meent dat de beschrijving van maart 2011 daarom ten onrechte als inpassingsgrondslag is gehanteerd. Appellant wordt hierin niet gevolgd. Partijen zijn het erover eens dat de functiebeschrijving uit maart 2011 een juiste beschrijving bevat van de opgedragen werkzaamheden van de medewerker bezwaar en beroep. Deze opgedragen werkzaamheden zijn niet gewijzigd ten opzichte van de beschrijving uit 2006/2007, ook niet wat betreft opleidingsniveau. In de functiebeschrijving van maart 2011 geldt als functie-eis HBO werk- en denkniveau, met aanvullende kennis van wet- en regelgeving, jurisprudentie en beleid, wat, naar door het bestuur wordt onderschreven, neerkomt op HBO+ niveau. Dit is geen wijziging ten opzichte van de functiebeschrijving 2006/2007 waarin als functie-eis gold HBO werk- en denkniveau, met gedegen juridische kennis op het vakgebied. Het bestuur heeft de functiebeschrijving van maart 2011 niet ten onrechte als inpassingsgrondslag gehanteerd.
4.3.
Appellant heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat zijn werkzaamheden moeten worden ingepast in de functiefamilie van Adviseurs met bandbreedte B (salarisschaal 11), in plaats van in bandbreedte C. In dit verband heeft appellant aangevoerd dat in zijn functie HBO+ werk- en denkniveau is vereist, zodat reeds hierom inpassing in bandbreedte B op zijn plaats is. Appellant wordt in dit standpunt niet gevolgd, omdat blijkens het functieprofiel Adviseurs bandbreedte C, als functie-eis geldt HBO met aanvullende kennis en ervaring op het vakgebied, wat neerkomt op HBO+ werk- en denkniveau. Inpassing in bandbreedte C is dan ook wat betreft opleidingseisen niet onhoudbaar.
4.4.
Voorts heeft appellant aangevoerd dat hij in zijn functie complexe zaken behandelt in een politiek-bestuurlijk gevoelige omgeving, welke werkzaamheden thuishoren in bandbreedte B. Het bestuur heeft zich op het standpunt gesteld dat het werkveld de uitvoering van de (sociale) wetten en besluiten omvat. Er is geen sprake van inzet op andere juridische aandachtsgebieden. De medewerker bezwaar en beroep toetst of het bestreden primaire besluit zorgvuldig tot stand is gekomen, binnen het kader van de daarop van toepassing zijnde
wet- en regelgeving. Hij interpreteert de wet- en regelgeving en adviseert over de vertaling daarvan. Inzicht is nodig in de bredere samenhang en achtergrond van regelgeving, alsmede in mogelijke gevolgen voor toekomstige gevallen of interne werkprocessen, hetgeen kenmerkend is voor de functie Adviseur bandbreedte C. Er is geen sprake van strategische of complexe, politiek-bestuurlijke dossiers, die kenmerkend zijn voor de functie van Adviseur bandbreedte B. Voor complexe zaken valt de medewerker terug op de senior medewerker bezwaar en beroep, die is ingepast in bandbreedte B. Eén aspect van de complexiteit vormt het politiek-bestuurlijk bewustzijn. Dit betekent dat de medewerker bezwaar en beroep herkent wanneer een beroepszaak opgeschaald dient te worden naar de senior medewerker bezwaar en beroep, bijvoorbeeld bij media-aandacht. Het is daarna aan de senior medewerker bezwaar en beroep om de verdere afhandeling te bepalen, met inachtneming van alle gevoeligheden en in overeenstemming met het communicatieprotocol. De senior medewerker bezwaar en beroep is daarnaast ook verantwoordelijk voor het ontwikkelen van de visie vanuit het vakgebied, alsmede voor procedures en werkwijzen van de SDD en de eigen afdeling. De medewerkers bezwaar en beroep dragen hieraan bij vanuit de praktijkcasuïstiek. Op basis van deze kenmerken is inpassing van de functie van medewerker bezwaar en beroep in de functiefamilie Adviseurs, bandbreedte C voor de hand liggend, aldus het bestuur. Uit hetgeen appellant naar voren heeft gebracht kan niet worden afgeleid dat het bestuur hiermee de werkzaamheden van appellant onjuist heeft weergegeven, en dat hij zich - anders dan het bestuur stelt - wel in hoofdzaak bezighield met (enigszins) complexe zaken in een politiek-bestuurlijk gevoelige omgeving. Daarbij gaat het er niet om hoe appellant in de praktijk invulling heeft gegeven aan zijn werkzaamheden, maar is bepalend wat het bestuur hem heeft opgedragen. Nu appellant deze werkzaamheden uitvoert op een afgebakend rechtsgebied, te weten binnen het begrensde terrein van de sociale zekerheid, is de inpassing in de functie Adviseur bandbreedte C, op dit punt niet onhoudbaar.
4.5.
Het standpunt van appellant dat het coachen van collega’s een substantieel onderdeel uitmaakt van zijn functie, op grond waarvan indeling in bandbreedte B zou moeten volgen, wordt niet gevolgd. Uit de functiebeschrijving van maart 2011 blijkt niet dat opleiden en coachen een substantieel onderdeel is van zijn functie, terwijl het bestuur ter zitting uiteen heeft gezet dat de senior medewerker bezwaar en beroep verantwoordelijk is voor het coachen en opleiden van individuele medewerkers. Wel wordt van appellant verwacht dat hij aan collega’s uitleg geeft over en hen attent maakt op uitspraken naar aanleiding van (hoger) beroep. Niet gezegd kan worden dat deze taak van appellant niet kan worden ondergebracht in de functie Adviseur bandbreedte C, zowel onder generieke taken (adviseert gevraagd en ongevraagd de organisatie over consequenties van ontwikkelingen) als onder specifieke taken (adviseert op veelal tactisch niveau vanuit een enigszins afgebakend rechtsgebied en signaleert ontwikkelingen en trends).
4.6.
Appellant heeft tot slot een beroep op het gelijkheidsbeginsel gedaan door te stellen dat zijn functie vergelijkbaar is met collega’s bij het Juridisch Kenniscentrum, ingedeeld in bandbreedte B. Deze beroepsgrond slaagt niet. Er is geen sprake van gelijke gevallen, nu de functie bij het Juridisch Kenniscentrum wat betreft inhoud en niveau anders is dan de functie van appellant. Zo is het juridische deelgebied waarop wordt geadviseerd breder dan bij de SDD waar appellant werkzaam is.
4.7.
Nu uit het voorgaande volgt dat inpassing in de generieke functie van Adviseur bandbreedte C niet onhoudbaar is, slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.N.A. Bootsma als voorzitter en N.J. van Vulpen-Grootjans en B.J. van de Griend als leden, in tegenwoordigheid van C.A.W. Zijlstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 december 2014.
(getekend) J.N.A. Bootsma
(getekend) C.A.W. Zijlstra
HD