ECLI:NL:CRVB:2014:4297
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Disciplinair ontslag wegens ernstig plichtsverzuim door het opmaken van valse documenten voor hypotheekverstrekking
In deze zaak gaat het om een disciplinair ontslag van een politiemedewerker, appellant, wegens ernstig plichtsverzuim. Appellant was sinds 18 april 2008 werkzaam bij de politieregio Hollands Midden. Hij had in 2005 samen met zijn toenmalige partner een woning gekocht en na hun relatiebreuk onderzocht hij de mogelijkheden om de hypotheek op naam van zijn nieuwe partner over te zetten. In dit kader kwam hij in contact met V, die een valse werkgeversverklaring en salarisstrook opstelde. Dit leidde tot een strafrechtelijk onderzoek naar hypotheekfraude, waarbij appellant op 19 januari 2011 een verklaring aflegde. Een disciplinair onderzoek volgde, maar aanvankelijk werd er geen aanleiding gezien voor disciplinaire maatregelen. Echter, na verdere onderzoeken en getuigenverklaringen, waaronder die van V, werd appellant op 13 april 2012 disciplinair ontslagen wegens toerekenbaar ernstig plichtsverzuim. De korpschef oordeelde dat appellant had meegewerkt aan ontoelaatbare constructies die zijn integriteit in twijfel trokken.
De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep tegen het ontslag ongegrond. Appellant ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de korpschef bevoegd was om disciplinair te straffen en dat het ontslag niet onevenredig was aan het gepleegde plichtsverzuim. De Raad concludeerde dat de gedragingen van appellant, die plaatsvonden kort voor zijn indiensttreding, relevant waren voor zijn functioneren binnen de politie. Ook werd overwogen dat er onvoldoende aanwijzingen waren voor twijfel aan zijn geestelijke gezondheidstoestand ten tijde van de feiten. De Raad bevestigde dat het disciplinair ontslag in rechte standhoudt en dat de beroepsgronden tegen het subsidiaire ongeschiktheidsontslag buiten bespreking konden blijven.