ECLI:NL:CRVB:2014:4283
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verplichting tot het afsluiten van een Nederlandse zorgverzekering en de oplegging van een bestuurlijke boete
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Middelburg. De appellant had geen Nederlandse zorgverzekering afgesloten, terwijl hij daartoe verplicht was. Het Zorginstituut Nederland had hem eerder gemaand om binnen drie maanden een ziektekostenverzekering af te sluiten, met de waarschuwing dat het niet voldoen aan deze verplichting zou leiden tot een bestuurlijke boete. De appellant had een Portugese ziektekostenverzekering, maar het Zorginstituut oordeelde dat deze niet voldeed aan de eisen van de Zorgverzekeringswet (Zvw).
De appellant had bezwaar gemaakt tegen de opgelegde boete, maar het Zorginstituut verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop de appellant in hoger beroep ging. In hoger beroep voerde de appellant aan dat zijn Portugese verzekering voldeed en dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij geen Nederlandse zorgverzekering hoefde af te sluiten. De Raad overwoog dat de Portugese verzekering niet als een zorgverzekering in de zin van de Zvw kon worden aangemerkt.
De Raad concludeerde dat de appellant ten tijde van de boete geen Nederlandse zorgverzekering had, terwijl de verplichting daartoe wel bestond. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak en oordeelde dat er geen rechtvaardigingsgronden waren voor het niet opleggen van de boete. De verzoeken van de appellant om schadevergoeding en proceskosten werden afgewezen, en de uitspraak van de rechtbank bleef in stand.