ECLI:NL:CRVB:2014:4266
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering studiefinanciering op basis van woonadrescontrole
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van studiefinanciering aan appellant, die volgens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap niet woonachtig was op het adres dat in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) was geregistreerd. Appellant had studiefinanciering ontvangen op basis van de Wet studiefinanciering 2000, berekend naar de norm voor uitwonende studenten. Na een huisbezoek op 22 oktober 2012, uitgevoerd door controleurs in opdracht van de Minister, werd vastgesteld dat appellant niet op het GBA-adres woonde. De controleurs troffen geen persoonlijke spullen van appellant aan in de zolderkamer die als zijn kamer werd aangeduid.
Op basis van deze bevindingen heeft de Minister op 8 december 2012 de studiefinanciering herzien en appellant met terugwerkende kracht als thuiswonende student aangemerkt, wat leidde tot een terugvordering van te veel betaalde studiefinanciering. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de Minister verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Gelderland heeft in een eerdere uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat de bevindingen van het onderzoek voldoende onderbouwing boden voor de conclusie dat appellant niet op zijn GBA-adres woonde.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de controleurs onrechtmatig zijn binnengedrongen in zijn woning, omdat hij geen toestemming had gegeven voor het huisbezoek. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat de hoofdbewoonster van de woning toestemming had verleend, waardoor het binnentreden rechtmatig was. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de stellingen van appellant niet voldoende zijn onderbouwd. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak.