ECLI:NL:CRVB:2014:4194
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J.P.M. Zeijen
- R.E. Bakker
- Rechtspraak.nl
Beëindiging loongerelateerde WGA-uitkering na medisch onderzoek en bezwaar
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de loongerelateerde WGA-uitkering van appellant, die sinds 11 januari 2008 een uitkering ontving op basis van volledige arbeidsongeschiktheid. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 17 december 2008 besloten dat de uitkering per 29 maart 2009 zou eindigen, waarna appellant recht zou hebben op een WGA-loonaanvullingsuitkering. Op 21 juni 2011 heeft het Uwv de loonaanvullingsuitkering van appellant beëindigd, omdat hij niet meer arbeidsongeschikt zou zijn volgens de Wet WIA. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, waarna een verzekeringsarts bezwaar en beroep hem heeft onderzocht en nieuwe medische gegevens heeft bestudeerd. Deze arts concludeerde dat er beperkingen moesten worden opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), maar dat de mate van arbeidsongeschiktheid op 28,77% was vastgesteld.
Appellant heeft in beroep aangevoerd dat de bevindingen van het Uwv niet objectief waren, omdat een fraudeonderzoek in 2009 leidend zou zijn geweest. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, oordelend dat het medisch onderzoek van het Uwv zorgvuldig was en dat er geen aanleiding was om de conclusies van de verzekeringsarts in twijfel te trekken. In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald, maar de Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de rechtbank de gronden van appellant afdoende had besproken en dat er geen nieuwe medische gegevens waren ingediend die de eerdere conclusies konden ondermijnen.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gedaan op 12 december 2014.