ECLI:NL:CRVB:2014:4171

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 december 2014
Publicatiedatum
11 december 2014
Zaaknummer
13-906 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep inzake WW-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een geschil over de toekenning van een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW). Appellante had eerder een uitkering geweigerd gekregen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op de grond dat zij werkloos was door eigen toedoen. De Raad had op 3 september 2014 een tussenuitspraak gedaan waarin werd geoordeeld dat het Uwv ten onrechte de uitkering had geweigerd. Het Uwv heeft vervolgens op 17 oktober 2014 een nieuw besluit genomen, waarin werd vastgesteld dat appellante met ingang van 14 mei 2012 recht had op een WW-uitkering van € 76,90 per dag.

Appellante heeft aangegeven dat het Uwv met dit nieuwe besluit volledig tegemoet is gekomen aan haar wensen in het hoger beroep. Aangezien appellante geen verzoek om schadevergoeding heeft ingediend, resteert er geen specifiek belang in deze procedure. De Raad heeft daarom besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 2.435,- voor verleende rechtsbijstand, en is bepaald dat het Uwv het griffierecht van € 157,- aan appellante vergoedt. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

13/906 WW
Datum uitspraak: 10 december 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 28 december 2012, 12/2701 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft op 3 september 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:3006) een tussenuitspraak gedaan.
Het Uwv heeft op 17 oktober 2014 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Appellante heeft haar zienswijze gegeven op het besluit van 17 oktober 2014.
De meervoudige kamer heeft de zaak verwezen naar de enkelvoudige kamer, waarna het onderzoek is gesloten.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in verbinding met artikel 21, eerste lid, van de Beroepswet, is een nader onderzoek ter zitting achterwege gelaten.

OVERWEGINGEN

1. Bij de tussenuitspraak is geoordeeld dat het Uwv aan appellante ten onrechte een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) heeft geweigerd, op de grond dat zij werkloos is doordat zij door eigen toedoen geen passende arbeid heeft behouden.
2. Bij besluit van 17 oktober 2014 heeft het Uwv vastgesteld dat appellante met ingang van
14 mei 2012 recht heeft op een WW-uitkering. De hoogte van de uitkering is bepaald op € 76,90 per dag.
3. Volgens appellante heeft het Uwv met het besluit van 17 oktober 2014 op een juiste wijze uitvoering gegeven aan de tussenuitspraak. Gelet hierop wordt vastgesteld dat het Uwv met het nieuwe besluit volledig tegemoet is gekomen aan hetgeen appellante met het hoger beroep heeft willen bereiken. Nu appellante geen verzoek om vergoeding van schade heeft ingediend, resteert geen specifiek aan dit geding te relateren belang. Daarom dient het hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard en wordt het besluit van 17 oktober 2014 niet in de beoordeling betrokken.
4. Aanleiding bestaat om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante. Deze kosten worden begroot op € 974,- in beroep en op € 1.461,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand, in totaal 2.435,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.435,-;
  • bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van € 157,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 december 2014.
(getekend) G.A.J. van den Hurk
(getekend) P. Boer
IvR