ECLI:NL:CRVB:2014:4113
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand op basis van niet ingeleverde bankafschriften en vermogen boven de vermogensgrens
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsverlening aan appellanten op basis van het niet inleveren van bankafschriften van hun Rabobankrekening. Appellanten ontvingen sinds 1 januari 1993 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een anonieme melding over hun financiële situatie heeft de gemeente Lansingerland een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellanten beschikten over vermogen dat ruim boven de vermogensgrens lag. Het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland heeft daarop de bijstand van appellanten met ingang van 1 augustus 2011 ingetrokken, omdat zij de gevraagde bankafschriften niet hadden ingeleverd.
De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep de zaak beoordeeld. De Raad oordeelt dat appellanten de op hen rustende inlichtingenverplichting hebben geschonden door niet te melden dat appellant over een bankmachtiging voor de Rabobankrekening beschikte. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. De Raad vernietigt het besluit van het college, maar laat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand, omdat het saldo op de Rabobankrekening in de te beoordelen periode boven de voor appellanten geldende vermogensgrens lag. De rechtbank heeft niet onderkend dat het college ten onrechte heeft gesteld dat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
De Raad heeft het beroep van appellanten gegrond verklaard en het college veroordeeld in de proceskosten van appellanten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar hebben uitgesproken op 9 december 2014.