ECLI:NL:CRVB:2014:4062
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering wegens gebrek aan toegenomen beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WAO-uitkering aan appellant. Appellant, die in mei 1991 uitviel voor zijn werk als machineoperator vanwege psychische klachten, had in 1997 een volledige WAO-uitkering ontvangen. Deze uitkering werd echter beëindigd in 2004 na een herkeuring. Appellant meldde in 2011 dat zijn psychische klachten waren toegenomen en verzocht om heropening van zijn uitkering. Het Uwv weigerde dit, omdat er geen sprake was van een periode van minimaal vier weken van toegenomen beperkingen. Appellant ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank verklaarde zijn beroep ongegrond.
In hoger beroep voerde appellant aan dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met zijn psychische klachten. De Raad oordeelde dat het Uwv de medische beoordeling terecht had geplaatst in het kader van artikel 43a van de WAO, dat heropening van de uitkering mogelijk maakt bij toegenomen arbeidsongeschiktheid binnen vijf jaar na beëindiging van de uitkering. De Raad concludeerde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat de medische beoordeling van het Uwv onjuist was en dat er geen toename van beperkingen was vastgesteld. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de noodzaak voor appellanten om voldoende bewijs te leveren voor hun claims van toegenomen beperkingen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek van appellant af.