ECLI:NL:CRVB:2014:4055
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Korting van Kroatische uitkering op WAO-uitkering en inlichtingenplicht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbanken Zeeland-West-Brabant en Breda. De appellant, die een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangt, had ook recht op een Kroatisch invaliditeitspensioen. Het Uwv had de Kroatische uitkering in mindering gebracht op de WAO-uitkering, wat leidde tot een terugvordering van teveel betaalde uitkeringen. De appellant stelde dat er geen sprake was van samenloop van uitkeringen en dat de Kroatische uitkering een schadevergoeding betrof, maar de rechtbank oordeelde dat de appellant gehouden was om wijzigingen in zijn persoonlijke omstandigheden te melden, waaronder het ontvangen van de Kroatische uitkering.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de appellant arbeidsongeschikt is en dat hij zowel in Nederland als in Kroatië een uitkering ontvangt. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat de Kroatische uitkering een wettelijke uitkering was en geen schadevergoeding. De rechtbank heeft de besluiten van het Uwv vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, wat betekent dat de appellant alsnog de terugvordering moest voldoen. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de eerdere oordelen bevestigd en geoordeeld dat het Uwv de Kroatische uitkering terecht in mindering had gebracht op de WAO-uitkering van de appellant. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding en heeft de uitspraak openbaar gedaan.