Uitspraak
7 juni 2013, 12/4158 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had in september 2011 aan het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort gemeld dat hij duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote A. Echter, het college concludeerde na een onderzoek dat appellant en A in de periode van 5 september 2011 tot 1 maart 2012 niet duurzaam gescheiden leefden. Dit leidde tot de intrekking van de bijstand van appellant en de terugvordering van eerder verstrekte bijstandsbedragen.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant, ondanks dat hij op een ander adres stond ingeschreven, regelmatig bij A verbleef en dat er geen feitelijke scheiding was. De onderzoeksbevindingen, waaronder verklaringen van buurtbewoners, gaven voldoende grondslag voor de conclusie van het college. Appellant had de inlichtingenverplichting geschonden door niet te melden dat hij niet duurzaam gescheiden leefde, wat leidde tot onterecht ontvangen bijstand.
De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat de argumenten van appellant niet opgingen en dat de terugvordering van de bijstand terecht was. De uitspraak benadrukt het belang van het correct naleven van de inlichtingenverplichting in het kader van sociale zekerheidswetgeving.