ECLI:NL:CRVB:2014:3972

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 november 2014
Publicatiedatum
28 november 2014
Zaaknummer
11-2725 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking WGA-uitkering en medische grondslag bij arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de intrekking van de WGA-uitkering van appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De Centrale Raad van Beroep heeft op 28 november 2014 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellante had een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, die op 10 november 2011 zou eindigen. Het Uwv had in 2009 vastgesteld dat appellante 35-80% arbeidsongeschikt was, maar appellante was het niet eens met deze beoordeling en stelde dat haar beperkingen niet juist waren vastgesteld.

De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen van appellante niet waren onderschat. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat zij meer beperkingen had dan het Uwv had aangenomen. De Raad voor de Rechtspraak heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er voldoende medische gegevens beschikbaar waren om tot een verantwoord oordeel te komen. De Raad concludeerde dat de medische grondslag van het bestreden besluit voldoende onderbouwd was en dat appellante in staat was de geselecteerde functie te vervullen.

De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling bij de vaststelling van arbeidsongeschiktheid en de rol van het Uwv in dit proces.

Uitspraak

11/2725 WIA
Datum uitspraak: 28 november 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 31 maart 2011, 09/5775 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (Duitsland) (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Aan het geding heeft als partij tevens deelgenomen: de gemeente Grave (werkgeefster)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A. Simsek, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Mr. V.L.S. van Cruijningen, advocaat, heeft namens de gemeente Grave deze gemeente als derde-belanghebbende gesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Namens appellante, door het Uwv en namens de gemeente Grave zijn nadere stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 april 2013 en is, op verzoek van appellante, ter zitting geschorst.
Bij brief van 18 november 2013 is namens appellante verzocht de behandeling voort te zetten en zijn nadere gronden en stukken ingediend.
Namens appellante en het Uwv zijn nog nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 16 mei 2014. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. J.J.S. Engelvaart. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.H.G. Boelen. De gemeente Grave heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Van Cruijningen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 16 juni 2009 heeft het Uwv aan appellante met ingang van
11 februari 2009 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Daarbij is te kennen gegeven dat die uitkering zal eindigen op 10 november 2011 en dat de mate van arbeidsongeschiktheid 35-80% bedraagt.
1.2.
Bij besluit van 2 november 2009 (bestreden besluit) is het namens appellante tegen het besluit van 16 juni 2009 ingediende bezwaar ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest en dat het Uwv de beperkingen van appellante niet heeft onderschat. De rechtbank kan zich tevens verenigen met de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit.
3. In hoger beroep heeft appellante zich wederom op het standpunt gesteld dat zij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen. Tevens stelt appellante dat zij met ingang van 1 januari 2006 om medische redenen (vermoeidheidsklachten) minder is gaan werken, zodat zij als een zogenaamde medische afzakker dient te worden beschouwd.
4. De Raad komt tot het volgende oordeel.
4.1.
Tussen partijen is alleen (nog) in geding of de beperkingen door het Uwv juist zijn vastgesteld. Appellante blijft van oordeel dat haar beperkingen zijn onderschat en dat zij niet in staat is de geselecteerde functies te vervullen.
4.2.
De beschikbare gegevens bevatten voldoende informatie over de gezondheidstoestand van appellante op de in geding zijnde datum om tot een verantwoord oordeel te komen. Er is door het Uwv een uitgebreid medisch en arbeidskundig rapport ingebracht, er is sprake geweest van medisch onderzoek door de (Duitse) verzekeringsartsen en er is zeer uitgebreide informatie beschikbaar van de behandelend sector. In de Functionele Mogelijkhedenlijst van 19 oktober 2009 zijn aanzienlijke beperkingen opgenomen, waaronder een urenbeperking tot vier uur per dag/twintig uur per week. De Raad acht de medische grondslag van het bestreden besluit voldoende onderbouwd. Tevens is voldoende zorgvuldig beargumenteerd dat appellante in staat is de geselecteerde functie te vervullen.
4.3.
Dat appellante, gelet op de geringe werkvermindering - van 36 naar 34 uur per week - per 1 januari 2006, als medische afzakker zou moeten worden beschouwd kan de Raad niet onderschrijven. De gedingstukken bieden geen basis voor dat oordeel. Veeleer lijkt een discussie tussen appellante en haar werkgeefster over de invulling en uitvoering van de werkzaamheden de oorzaak van deze urenvermindering.
5. De Raad zal de aangevallen uitspraak dan ook bevestigen.
6. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.E. Bakker als voorzitter en H.C.P. Venema en
E.W. Akkerman als leden, in tegenwoordigheid van M.P. Ketting als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 november 2014.
(getekend) R.E. Bakker
(getekend) M.P. Ketting

MK