ECLI:NL:CRVB:2014:3972
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking WGA-uitkering en medische grondslag bij arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WGA-uitkering van appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De Centrale Raad van Beroep heeft op 28 november 2014 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellante had een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, die op 10 november 2011 zou eindigen. Het Uwv had in 2009 vastgesteld dat appellante 35-80% arbeidsongeschikt was, maar appellante was het niet eens met deze beoordeling en stelde dat haar beperkingen niet juist waren vastgesteld.
De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen van appellante niet waren onderschat. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat zij meer beperkingen had dan het Uwv had aangenomen. De Raad voor de Rechtspraak heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er voldoende medische gegevens beschikbaar waren om tot een verantwoord oordeel te komen. De Raad concludeerde dat de medische grondslag van het bestreden besluit voldoende onderbouwd was en dat appellante in staat was de geselecteerde functie te vervullen.
De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling bij de vaststelling van arbeidsongeschiktheid en de rol van het Uwv in dit proces.