Uitspraak
OVERWEGINGEN
14.1458 ZW
14.1454 WIA
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek tot veroordeling van vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Limburg. De appellant had zich op 15 november 2010 ziek gemeld en ontving een uitkering op basis van de Ziektewet (ZW). Deze uitkering werd per 1 november 2012 beëindigd door het Uwv, omdat de verzekeringsarts oordeelde dat appellant hersteld was. Appellant diende op 14 december 2012 bezwaar in tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. Tevens weigerde het Uwv appellant een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen, omdat hij niet aan de voorwaarde voldeed dat hij 104 weken arbeidsongeschikt was geweest.
De rechtbank oordeelde dat het bezwaar tegen de beëindiging van de ZW-uitkering terecht niet-ontvankelijk was verklaard, omdat appellant niet tijdig bezwaar had gemaakt. De rechtbank vond geen steun in de medische rapporten voor de stelling dat appellant redelijkerwijs niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. Ook de weigering van de WIA-uitkering werd door de rechtbank onderschreven, omdat appellant niet aan de vereiste wachttijd had voldaan.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat de beëindiging van de ZW-uitkering onterecht was en dat hij recht had op de WIA-uitkering. De Raad oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en dat er geen nieuwe medische gegevens waren die erop wezen dat appellant na 1 november 2012 weer arbeidsongeschikt was geworden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de noodzaak om aan de voorwaarden voor uitkeringen te voldoen.