ECLI:NL:CRVB:2014:3965
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- R.E. Bakker
- J.J.T. van den Corput
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-uitkering en medische grondslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Middelburg. De zaak betreft een geschil over de toekenning van een WAO-uitkering aan betrokkene, waarbij de medische grondslag van de beslissing op bezwaar van 9 september 2011 ter discussie staat. De Raad had eerder, in een tussenuitspraak van 7 maart 2014, het Uwv opgedragen om het gebrek in de medische grondslag te herstellen. Na het indienen van een rapport door de verzekeringsarts bezwaar en beroep, heeft de Raad de zaak opnieuw beoordeeld.
De verzekeringsarts M. van Hooff heeft in zijn rapport van 24 april 2014 de medische informatie opnieuw gewogen en geconcludeerd dat er geen objectieve toename van beperkingen is ten opzichte van de eerdere beoordeling in 2005. De Raad heeft de argumenten van de verzekeringsarts gevolgd en vastgesteld dat de eerder vastgestelde beperkingen voldoende zijn om de situatie van betrokkene te dekken. De Raad heeft ook geoordeeld dat er voldoende passende functies zijn voor betrokkene, waarmee zij een loon kan verdienen dat in vergelijking met haar maatgevende inkomen leidt tot een loonverlies van minder dan 15%.
De uitspraak van de rechtbank is vernietigd voor zover het Uwv is opgedragen om opnieuw te beslissen op het bezwaar, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit blijven in stand. De Raad heeft geen proceskosten aan de zijde van betrokkene vastgesteld die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar gedaan op 28 november 2014.