Uitspraak
OVERWEGINGEN
arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
verzocht haar WAO-uitkering voort te zetten.
verslagen van een drietal botdichtheidsmetingen en een verklaring van de hoofdarts van de Turkse psychiatrische inrichting. Daarmee is volgens de rechtbank het medisch onderzoek voldoende en zorgvuldig geweest.
grondslag van het bestreden besluit. De aan de schatting ten grondslag gelegde functies zijn volgens de rechtbank terecht in zowel medisch opzicht als wat betreft de daaraan verbonden
opleidingseisen en eisen op het gebied van beheersing van de Nederlandse taal, als voor
appellante passend aangemerkt.
bestreden besluit staande gehouden. Zij blijft bij haar opvatting dat zij meer beperkt is dan door de verzekeringsartsen van het Uwv is aangenomen en dat, in het bijzonder, geen
rekening is gehouden met haar aandoeningen op psychisch gebied. Die aandoeningen heeft zij steeds gehad. Appellante benadrukt hierbij dat het onaannemelijk moet worden geacht dat haar psychische gezondheidssituatie is vooruitgegaan tijdens de belastende situatie waarin zij gedurende haar gevangenschap in Turkije heeft verkeerd.
verzekeringsartsen van het Uwv niet als onvoldoende of anderszins als onzorgvuldig kan worden aangemerkt en dat het door hen ingenomen standpunt inzake de voor appellante op
1 november 2004 van toepassing te achten lichamelijke en psychische beperkingen, gegeven de resultaten van het ingestelde onderzoek, bestaande uit eigen medisch onderzoek van
appellante door de verzekeringsarts en kennisname van informatie van diverse behandelaars, niet onjuist is te achten.
gehandhaafde opvatting dat haar psychische beperkingen onvoldoende zijn erkend. De enkele verwijzing naar belastende omstandigheden tijdens haar detentie in Turkije, die het volgens haar onaannemelijk maken dat de voor haar vertrek naar Turkije reeds gedurende vele jaren bestaande - en erkende - psychische problematiek is verminderd, kan niet gelden als een
toereikende objectief-medische onderbouwing voor haar stelling dat met haar psychische
beperkingen op de ter beoordeling voorliggende datum 1 november 2004 onvoldoende
rekening is gehouden.
ingestelde onderzoek zijn de verzekeringsartsen tot de conclusie gekomen dat weliswaar
aanleiding bestaat om appellante op psychomentaal gebied beperkt belastbaar te achten, maar tevens dat uit het geheel van de beschikbare gegevens niet kan blijken van de aanwezigheid van een bestendige psychische pathologie bij appellante. Daarbij hebben de
verzekeringsartsen, zo komt naar voren uit het rapport van de verzekeringsarts van 30 januari 2012, mede laten wegen het ontbreken van een langer durende psychische begeleiding in het tijdvak voorafgaande aan het vertrek in mei 2004 naar Turkije tot aan het moment van
onderzoek in november 2011.Wat betreft de toestand van appellante in het tijdvak
voorafgaande aan haar vertrek, hebben de verzekeringsartsen gewezen op een brief van een psycholoog van 29 maart 2002, waarin gesproken wordt van een eenmalig contact waarbij appellante haar sociale problematiek van dat moment heeft aangegeven.
gelegde functies terecht als voor appellante in medisch opzicht passend zijn aangemerkt.
BESLISSING
J.P.M. Zeijen als leden, in tegenwoordigheid van S. Aaliouli als griffier. De beslissing is
uitgesproken in het openbaar op 28 november 2014.