Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van verzoeker, die een aanvraag had ingediend voor toelating tot maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Verzoeker, afkomstig uit Somalië, had eerder een verblijfsvergunning asiel, die op 11 december 2013 was verlopen. Hij verzocht het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam om een inschrijfadres en toelating tot maatschappelijke opvang, omdat hij zonder adres zijn verblijfsvergunning niet kon verlengen. Het college wees zijn verzoek af, omdat verzoeker geen rechtmatig verblijf had en niet kon aantonen dat hij een kwetsbaar persoon was die bescherming nodig had op basis van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam had het beroep van verzoeker tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Verzoeker ging in hoger beroep en voerde aan dat zijn gezondheidssituatie substantieel werd bedreigd zonder opvang. De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat verzoeker onvoldoende had meegewerkt aan het verkrijgen van inzicht in zijn medische situatie. Hij had geen medische gegevens verstrekt en had geweigerd om een machtiging te geven voor het opvragen van medische informatie.
De voorzieningenrechter concludeerde dat niet was komen vast te staan dat verzoeker behoort tot de kwetsbare personen die recht hebben op bescherming van hun gezins- of privéleven onder artikel 8 van het EVRM. De weigering van het college om verzoeker tot de maatschappelijke opvang toe te laten, werd als een “fair balance” beschouwd tussen de publieke belangen en de particuliere belangen van verzoeker. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.