ECLI:NL:CRVB:2014:3900
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet woonachtig op het uitkeringsadres
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant ontving sinds 24 april 2006 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Na een onderzoek door de Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug, dat werd gestart naar aanleiding van vermoedens van onrechtmatige bijstandsverlening, werd vastgesteld dat de appellant niet op het opgegeven uitkeringsadres woonde. Dit leidde tot de intrekking van de bijstand per 1 juli 2009 en de terugvordering van eerder verstrekte bijstand tot een bedrag van € 44.757,92. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen deze besluiten ongegrond, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde anders. De Raad concludeerde dat de onderzoeksgegevens voldoende bewijs boden voor de intrekking van de bijstand over de periode van 1 juli 2009 tot 28 maart 2011, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de intrekking van de bijstand na 28 maart 2011. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking had op de intrekking na deze datum en herstelde de bijstandsverlening voor die periode. Tevens werd het dagelijks bestuur opgedragen om opnieuw te beslissen over de terugvordering van de bijstand.