ECLI:NL:CRVB:2014:3875
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Huisbezoek zonder redelijke grond leidt tot herroeping bijstandsbesluit
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De appellant ontving sinds 31 mei 2006 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een themacontrole door de gemeente Alphen aan den Rijn, waarbij gegevens over het waterverbruik van de appellant waren opgevraagd, ontstond het vermoeden dat hij samenwoonde met een ander. Dit leidde tot een huisbezoek op 12 januari 2012, waarbij de appellant zijn medewerking weigerde. Het college van burgemeester en wethouders beëindigde daarop de bijstand van de appellant, omdat hij niet volledig meewerkte aan het huisbezoek.
De Raad oordeelde dat er geen redelijke grond was voor het afleggen van het huisbezoek. De bevindingen van het huisbezoek, tot het moment waarop de appellant zijn medewerking weigerde, gaven geen aanleiding om aan de juistheid van de door de appellant verstrekte gegevens te twijfelen. De Raad concludeerde dat het college niet bevoegd was om de bijstand van de appellant in te trekken, omdat de toestemming voor het huisbezoek was gegeven en er geen objectieve feiten waren die een huisbezoek rechtvaardigden. De rechtbank had dit niet onderkend, waardoor de Raad het beroep gegrond verklaarde en het bestreden besluit vernietigde. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van de appellant.
De uitspraak benadrukt het belang van een redelijke grond voor het afleggen van een huisbezoek en de bescherming van het huisrecht van de appellant. De Raad herstelde de bijstandsverlening met terugwerkende kracht tot 12 januari 2012, wat betekent dat de appellant recht heeft op bijstand naar de geldende norm vanaf die datum.