ECLI:NL:CRVB:2014:3859
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten, die sinds 12 april 1996 bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een melding dat appellant werkzaamheden verrichtte als tuinier en stratenmaker, heeft de sociale recherche van de gemeente Haarlemmermeer een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellanten hun inlichtingenverplichting hebben geschonden door geen melding te maken van hun werkzaamheden en vermogen, waaronder meerdere auto’s, brommers, een camper en sieraden. De gemeente heeft daarop de bijstand van appellanten met terugwerkende kracht ingetrokken en een bedrag van € 106.063,27 teruggevorderd.
De rechtbank Noord-Holland heeft het beroep van appellanten tegen de besluiten van de gemeente ongegrond verklaard. Appellanten hebben in hoger beroep gesteld dat zij de inlichtingenverplichting niet hebben geschonden en dat de intrekking van de bijstand onterecht is. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij recht hadden op bijstand, zelfs als zij aan de inlichtingenverplichting hadden voldaan. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en bevestigd dat de intrekking van de bijstand en de terugvordering terecht zijn gedaan. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak bevestigt dat het niet voldoen aan de inlichtingenverplichting kan leiden tot intrekking van de bijstand, vooral wanneer dit het college belemmert om het recht op bijstand vast te stellen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellanten afgewezen.