ECLI:NL:CRVB:2014:3842
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.I. van der Kris
- J.S. van der Kolk
- C.J.W. Schoor
- Rechtspraak.nl
Weigering IVA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische onderbouwing
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 november 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van een IVA-uitkering door het Uwv. Appellant, die als granuleerder werkte, was sinds 27 januari 2010 arbeidsongeschikt door hoofdpijnklachten. Het Uwv had hem met ingang van 25 januari 2012 in aanmerking gebracht voor een loongerelateerde WGA-uitkering, maar appellant stelde dat hij recht had op een IVA-uitkering omdat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad heeft de medische situatie van appellant beoordeeld aan de hand van verschillende rapporten, waaronder een verzekeringsgeneeskundig onderzoek en een neuropsychologisch onderzoek. De verzekeringsarts concludeerde dat appellant beperkingen had, maar dat er een redelijke kans op verbetering was. De bezwaarverzekeringsarts onderschreef deze conclusie en stelde dat de arbeidsongeschiktheid van appellant niet duurzaam was. De rechtbank heeft deze conclusies bevestigd, waarbij zij ook de adviezen van het Rijnlands Revalidatie Centrum in overweging heeft genomen.
In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald, maar de Raad oordeelde dat het Uwv voldoende medische onderbouwing had voor de conclusie dat appellant niet duurzaam arbeidsongeschikt was. De Raad benadrukte dat de beoordeling van de bezwaarverzekeringsarts enkel betrekking had op de situatie op de datum in geding, en dat latere ontwikkelingen, zoals de toekenning van een IVA-uitkering per 28 januari 2014, niet relevant waren voor deze zaak. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.