In deze zaak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen eerdere uitspraken van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarbij hij schadevergoeding heeft gevraagd wegens overschrijding van de redelijke termijn in zijn WIA-S procedure. De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 november 2014 uitspraak gedaan. De Raad heeft vastgesteld dat de procedure bijna zes jaar heeft geduurd, wat een overschrijding van de redelijke termijn met twee jaar betekent. De Staat der Nederlanden en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) zijn veroordeeld tot betaling van immateriële schadevergoeding aan verzoeker. De Staat wordt veroordeeld tot een bedrag van € 1.000,- en het Uwv eveneens tot € 1.000,-. De Raad heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er geen aanwijzingen zijn dat de vertraging mede aan verzoeker is te wijten en dat de aard van de zaak niet bijzonder zwaarwegend is. De uitspraak is gedaan in enkelvoudige kamer en is openbaar uitgesproken.