ECLI:NL:CRVB:2014:3799
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M. Greebe
- J.J.T. van den Corput
- W. van den Brink
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van uitkering op grond van zwangerschap en bevalling; rechtspositie van appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de uitkering van appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante ontving een uitkering op basis van de Ziektewet (ZW) na haar zwangerschaps- en bevallingsverlof. Het Uwv had de uitkering per 30 januari 2012 beëindigd, omdat zij van mening was dat appellante niet langer arbeidsongeschikt was als gevolg van zwangerschap of bevalling. De Raad oordeelt dat het Uwv ten onrechte heeft gesteld dat appellante op die datum niet meer arbeidsongeschikt was. De Raad concludeert dat appellante niet eerder dan op 18 juni 2012 kenbaar is gemaakt dat er geen verband meer was tussen haar klachten en de zwangerschap of bevalling. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en het besluit van het Uwv, en stelt vast dat appellante met ingang van 18 juni 2012 niet langer arbeidsongeschikt is als gevolg van zwangerschap of bevalling. Tevens wordt het Uwv veroordeeld tot betaling van wettelijke rente over de ZW-uitkering die appellante is misgelopen en tot vergoeding van de proceskosten van appellante. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor het Uwv om duidelijk te communiceren over de status van arbeidsongeschiktheid en de gevolgen voor uitkeringen.