ECLI:NL:CRVB:2014:3777
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van uitkering op basis van de Wet WIA na beoordeling van medische en arbeidskundige grondslagen
In deze zaak heeft appellante, die zich op 9 februari 2010 ziek meldde vanwege een combinatie van psychische en lichamelijke klachten, hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen. Het Uwv had op 21 december 2011 besloten om de uitkering niet toe te kennen, en dit besluit werd later door het Uwv in een bestreden besluit van 13 april 2012 bevestigd. De rechtbank Maastricht verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond, met de overweging dat het besluit op een voldoende medische en arbeidskundige grondslag berustte.
In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat zij door haar klachten niet in staat is om arbeid te verrichten. Ze verwees naar een rapport van PsyQ, waarin werd geconcludeerd dat zij niet voldoende belastbaar is voor regulier werk. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de eerdere gronden en argumenten van appellante niet tot een ander oordeel konden leiden dan dat van de rechtbank. De Raad concludeerde dat het medische onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met de informatie uit de behandelende sector.
De Raad oordeelde verder dat het rapport van PsyQ niet de waarde had die appellante eraan hechtte, omdat het vooral een beschrijving gaf van haar zelf ervaren beperkingen zonder consistente argumentatie. De Raad bevestigde dat de arbeidsdeskundige in zijn rapporten voldoende had gemotiveerd dat appellante in staat was de geselecteerde functies te vervullen. Uiteindelijk werd het hoger beroep van appellante afgewezen en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd.