ECLI:NL:CRVB:2014:3716
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van uitkering op basis van de Wet Wajong wegens niet-ingezeten status
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, geboren in 1963 op Curaçao, had in juli 2012 een aanvraag ingediend voor een uitkering op basis van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze aanvraag, omdat appellant op zijn 17e verjaardag niet als ingezetene van Nederland kon worden aangemerkt. Dit besluit werd in een beslissing op bezwaar van 8 januari 2013 bevestigd.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat hij op zijn 17e verjaardag al een duurzame band met Nederland had, onder andere door frequente contacten met zijn broer en zus die in Nederland woonden. Hij betoogde dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was.
De Raad overwoog dat de beoordeling van ingezetenschap op basis van de Wet Wajong afhankelijk is van de omstandigheden die een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland aantonen. De Raad concludeerde dat appellant in 1980, het jaar waarin hij 17 jaar werd, geen ingezetene van Nederland was, aangezien hij pas in 1988 naar Nederland was gekomen en daarvoor nooit in Nederland had verbleven. De Raad bevestigde daarmee de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant geen jonggehandicapte in de zin van de Wet Wajong was, omdat hij niet als ingezetene kon worden aangemerkt.