ECLI:NL:CRVB:2014:3715

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 oktober 2014
Publicatiedatum
12 november 2014
Zaaknummer
13-2898 WIA-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van functies in het kader van de WIA

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 oktober 2014 uitspraak gedaan over de arbeidsongeschiktheid van appellante in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellante had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 30 november 2011, waarin werd vastgesteld dat zij met ingang van 2 januari 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het bezwaar van appellante werd ongegrond verklaard door het Uwv op 18 juli 2012. De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundige onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de medische beperkingen van appellante correct waren vastgesteld.

De Raad heeft in zijn uitspraak de overwegingen van de rechtbank overgenomen, maar heeft ook vastgesteld dat de functie van machinaal metaalbewerker niet geschikt is voor appellante. De Raad oordeelde dat de relativering van de urenbeperking door het Uwv niet toelaatbaar is, omdat de voorgehouden functies aan de eis van de in medisch opzicht maximaal mogelijke omvang moeten voldoen. De Raad heeft geconcludeerd dat de functie machinaal metaalbewerker als niet geschikt moet worden aangemerkt, wat gevolgen heeft voor het mediane loon en de mate van arbeidsongeschiktheid.

Het Uwv is opgedragen om binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal een andere functie, passend binnen de belastbaarheid van appellante, ten grondslag te leggen aan de schatting. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de functionele mogelijkheden van appellanten in het kader van de WIA en de noodzaak om medische beperkingen correct vast te stellen.

Uitspraak

13/2898 WIA-PV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge tussenuitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 11 april 2013, 12/3658 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 24 oktober 2014
Zitting heeft: mr. I.M.J. Hilhorst-Hagen
Griffier: I. Mehagnoul
Ter zitting op 24 oktober 2014 zijn verschenen:
namens appellante mr. P. Hoogenraad, advocaat
namens het Uwv mr. M.K. Dekker.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep draagt het Uwv op binnen zes weken na verzending van dit proces-verbaal het gebrek in het bestreden besluit te herstellen met inachtneming van hetgeen de Raad heeft overwogen. Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
1. Bij besluit van 30 november 2011 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellante geen recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is ontstaan, omdat zij met ingang van 2 januari 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit is bij besluit van 18 juli 2012 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen aanknopingspunten zijn dat het verzekeringsgeneeskundige onderzoek niet op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Evenmin heeft het Uwv de medische beperkingen van appellante voor het verrichten van arbeid op de datum in geding, te weten 2 januari 2012, onjuist vastgesteld. De belastbaarheid van appellante is met de aangepaste Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 25 juni 2012 niet overschat. De verzekeringsarts heeft volgens het rapport van 14 november 2011 het verzekeringsgeneeskundige oordeel gebaseerd op dossierstudie en op lichamelijk en psychisch onderzoek van appellante. De beperkingen van appellante op de datum in geding voor het verrichten van arbeid als gevolg van fibromyalgie, astma en psychische klachten heeft hij vastgelegd in de rubrieken persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, aanpassing aan fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen van de door hem opgestelde FML. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapporten van 25 juni 2012 en 15 oktober 2012 een deugdelijk gemotiveerde verzekeringsgeneeskundige reactie gegeven op de bezwaren dat onvoldoende rekening is gehouden met appellantes klachten over duizeligheid, moeheid als gevolg van de fibromyalgie, psychische klachten met betrekking tot vervoer, menstruatieklachten en rechterknieklachten. Daarbij heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn conclusies gebaseerd op dossierstudie, op gegevens verkregen tijdens de hoorzitting en op informatie van 17 november 2011 van de behandelend huisarts en van 25 november 2011 van de behandelend psychiater. Op grond van het laatste heeft hij op 25 juni 2012 de FML aangepast door het opnemen van extra beperkingen in de rubrieken persoonlijk functioneren en sociaal functioneren. Verder heeft hij in de rubriek werktijden beperkingen opgenomen, waaronder een urenbeperking van vier uur per dag, twintig uur per week. Tegenover het verzekeringsgeneeskundig oordeel van het Uwv dat appellante op de datum in geding met de in de FML van 25 juni 2012 opgenomen beperkingen in staat wordt geacht tot het verrichten van arbeid heeft appellante geen onderbouwd medisch oordeel gesteld dat doet twijfelen aan de juistheid daarvan. Niet is gebleken dat de belasting in de voorgehouden functies de mogelijkheden van appellante overschrijdt. Het Uwv heeft het verlies aan verdienvermogen juist vastgesteld.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar ten onrechte geen WIA-uitkering is toegekend. Daartoe heeft zij gesteld dat in de FML onvoldoende rekening is gehouden met de beperkingen die zij heeft voor het verrichten van arbeid.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. Het oordeel van de Raad over de aangevallen uitspraak.
4.1.
Het geschil tussen partijen is beperkt tot beantwoording van de vraag of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het Uwv in het bestreden besluit de mate van arbeidsongeschiktheid juist heeft vastgesteld.
4.2.
Terecht heeft de rechtbank geoordeeld dat het Uwv de functionele mogelijkheden van appellante niet onjuist heeft vastgesteld. De rechtbank heeft de beroepsgronden die in eerste aanleg zijn aangevoerd, en in hoger beroep zijn herhaald, afdoende besproken. De Raad maakt de overwegingen van de rechtbank tot de zijne. De Raad verwerpt de in hoger beroep naar voren gebrachte stelling van appellante dat de rechtbank geen rekening heeft gehouden met de bezwaren die appellante naar voren heeft gebracht inzake de FML. De in hoger beroep overgelegde informatie van 6 februari 2014 van de behandelend huisarts en van 6 februari 2014 van de behandelend sociaal psychiatrisch verpleegkundige leidt evenmin tot een ander oordeel. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 7 juli 2014 inzichtelijk gemotiveerd dat de informatie ten aanzien van de fibromyalgie, de duizeligheidsklachten, de psychische klachten en de licht verhoogde bezinking geen gegevens bevat op grond waarvan de beperkingen op de datum in geding anders gewogen dienen te worden. De geringe versmalling van de carpo-radiale overgang in de pols geeft geen aanleiding meer beperkingen te stellen op de datum in geding, omdat appellante in verband met haar fibromyalgie al beperkt is geacht ten aanzien van zware belastende taken, zoals meer dan 10 kilogram tillen en trillingen.
4.3.1.
Daarentegen heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat de belasting in de voorgehouden functies de belastbaarheid van appellante niet overschrijdt.
4.3.2.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is in het rapport van 3 juli 2012 uitgegaan van de geschiktheid van appellante voor de functies machinaal metaalbewerker (SBC 264122), productiemedewerker industrie (SBC 111180), medewerker tuinbouw (SBC 111010) en samensteller kunststof en rubber (SBC 271130). De berekening van het loonverlies is gebaseerd op het mediane loon van de eerste drie functiebestandcodes. In het rapport van 3 juli 2012 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep een nadere toelichting gegeven op de gesignaleerde overschrijding van de belasting in de geduide functies in vergelijking tot de belastbaarheid. Op verzoek van de Raad heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het rapport van 3 september 2014 een nadere motivering verstrekt.
4.3.3.
De Raad stelt vast dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in de rapporten van 3 juli 2012 en 9 september 2014 toereikend heeft gemotiveerd dat de belasting in de functies productiemedewerker industrie en medewerker tuinbouw past binnen de voor appellante bestaande functionele mogelijkheden.
4.3.4.
De belasting in de functie machinaal metaalbewerker heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep daarentegen niet toereikend gemotiveerd in de rapporten van 3 juli 2012 en 9 september 2014. Het gemiddeld aantal uren per dag in die functie is maximaal vijf. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 25 juni 2012 de urenbeperking zonder enige bandbreedte bepaald op vier uren per dag. In de rapporten van 5 september 2014 en 17 oktober 2014 heeft zij vermeld dat op grond van de klachten en het dagverhaal vier uur per dag niet een absolute grens is. Mogelijk kan vier keer vijf uur juist prettig uitpakken voor appellante aangezien ze dan één dag in de week kan recupereren. Anders dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep acht de Raad de relativering van de urenbeperking, omdat het maximale aantal uren per week niet wordt overschreden, niet toelaatbaar. Zoals de Raad eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in de uitspraken van 30 maart 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BA2095, 8 april 1997, ECLI:NL:CRVB:1997:ZB6991 en
11 maart 2003, ECLI:NL:CRVB:2003:AF8482 moet voor de zogenoemde medische parttimer vaststaan dat de voorgehouden functies aan de eis van de in medisch opzicht maximaal mogelijke omvang voldoen. De verzekeringsarts heeft in de FML vastgelegd dat appellante vier uren per dag kan werken. Zowel de appellante als de toetsende instanties dienen van de juistheid daarvan te kunnen uitgaan. Het is niet aanvaardbaar te achten dat een verzekeringsarts en arbeidsdeskundige achteraf overgaan tot een nadere beoordeling of het in eerste instantie met betrekking tot de urenbeperking vastgelegde medische uitgangspunt vatbaar is voor een zekere relativering. Dit betekent dat de functie machinaal metaalbewerker als niet geschikt dient te vervallen en dat deze SBC-code niet meer aan de schatting ten grondslag kan worden gelegd, hetgeen gevolgen heeft voor het in aanmerking te nemen mediane loon en (dus) met de mate van arbeidsongeschiktheid.
5. Het Uwv wordt in de gelegenheid gesteld om binnen een termijn van zes weken na verzending van dit proces-verbaal in plaats van de functie machinaal metaalbewerker een andere functie, passend binnen de belastbaarheid van appellante, ten grondslag te leggen aan de schatting.
Waarvan proces-verbaal.
de griffier de voorzitter
(getekend) I. Mehagnoul (getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen

QH