ECLI:NL:CRVB:2014:3642
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WGA-uitkering na zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WGA-uitkering van appellant, die sinds oktober 2006 een uitkering ontving op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) vanwege psychische klachten. De mate van arbeidsongeschiktheid was aanvankelijk vastgesteld op 80 tot 100%. Echter, na een herkeuring in 2012, concludeerde het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van zijn uitkering per 29 april 2012. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Maastricht verklaarde zijn beroep ongegrond op 12 december 2012.
In hoger beroep voerde appellant aan dat hij niet in staat was om reguliere arbeid te verrichten vanwege paniekaanvallen en druk. Hij had een rapport van PsyQ ingediend ter ondersteuning van zijn standpunt. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsartsen overtuigend waren onderbouwd. De Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) was op 7 november 2011 opgesteld en hield rekening met de psychische klachten van appellant.
De Raad concludeerde dat de arbeidsdeskundige voldoende had toegelicht dat de voorgehouden functies de functionele mogelijkheden van appellant niet overschreden. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de medische beoordeling van appellant juist was en dat er geen aanleiding was om de FML aan te passen. De Centrale Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, evenals de proceskostenveroordeling.