ECLI:NL:CRVB:2014:364

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 januari 2014
Publicatiedatum
7 februari 2014
Zaaknummer
13-2200 AWBZ-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van bezwaar tegen intrekking persoonsgebonden budget

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 januari 2014 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een bezwaar dat door appellant was ingediend tegen de intrekking van zijn persoonsgebonden budget door het Zorgkantoor. Het bezwaar was ingediend op 16 november 2011, maar het Zorgkantoor had het besluit van 20 maart 2010 niet correct geadresseerd, waardoor appellant het besluit pas op of omstreeks 16 oktober 2011 had ontvangen. De Raad oordeelde dat het bezwaar tijdig was ingediend, omdat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift van zes weken pas begint te lopen na de juiste bekendmaking van het besluit. De rechtbank had dit niet onderkend, waardoor de aangevallen uitspraak werd vernietigd voor zover het bezwaar niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad droeg het Zorgkantoor op om alsnog inhoudelijk te beslissen op het bezwaar van appellant. Daarnaast werd het Zorgkantoor veroordeeld in de proceskosten van appellant, die werden begroot op € 974,- voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

13/2200 AWBZ-PV
Datum uitspraak: 8 januari 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 maart 2013, 12/51 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] [woonplaats] (appellant)
Agis Zorgverzekeringen N.V. (Zorgkantoor)
Zitting hebben: R.M. van Male, W.H. Bel en D.S. de Vries
Griffier: Z. Karekezi
Ter zitting zijn verschenen: Namens appellant mr. W. Albers, advocaat. Namens het Zorgkantoor mr. I. Punt.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover het bezwaar van 16 november 2011
niet-ontvankelijk wordt verklaard;
  • verklaart dit bezwaar ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van de aangevallen uitspraak;
  • draagt het Zorgkantoor op een beslissing op het bezwaar van 16 november 2011 te nemen;
  • bepaalt dat het Zorgkantoor aan appellant het door hem in hoger beroep betaalde griffierecht tot een bedrag van € 118,-- vergoedt;
  • veroordeelt het Zorgkantoor in de kosten van appellant tot een bedrag van € 974,--.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Awb geschiedt de bekendmaking van een besluit die tot een belanghebbende is gericht, door toezending of uitreiking aan hem.
2. Tussen partijen is niet in geschil dat het besluit van 20 maart 2010 (besluit), op grond waarvan het Zorgkantoor het ingevolge de Regeling subsidies AWBZ aan appellant toegekende persoonsgebonden budget met ingang van 10 april 2009 heeft ingetrokken, niet juist is geadresseerd. Daarmee staat vast dat het besluit niet aan appellant is bekendgemaakt op de wijze als bedoeld in artikel 3:41, eerste lid, van de Awb.
3. De toenmalige gemachtigde van appellant heeft in het bezwaarschrift van
16 november 2011 verklaard dat hij het besluit pas een maand geleden, dat wil zeggen op of omstreeks 16 oktober 2011, heeft ontvangen. Ter zitting heeft de gemachtigde van appellant toegelicht dat de toenmalige gemachtigde na ontvangst van het besluit hierover met appellant heeft gesproken. Het Zorgkantoor heeft deze gang van zaken niet weersproken. Daarmee staat vast dat het besluit op zijn vroegst op of omstreeks 16 oktober 2011 op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt als bedoeld in artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
4. Uit wat is overwogen in 3 volgt dat het bezwaarschrift van 16 november 2011 binnen de termijn van zes weken als bedoeld in artikel 6:7 van de Awb is ingediend, zodat het bezwaar ontvankelijk is. De rechtbank heeft dit niet onderkend. De aangevallen uitspraak wordt daarom vernietigd voor zover het bezwaar van 16 november 2011 niet-ontvankelijk wordt verklaard. Het Zorgkantoor dient alsnog inhoudelijk te beslissen op het bezwaar van
16 november 2011.
5. De Raad ziet aanleiding om het Zorgkantoor te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 974,- voor in hoger beroep verleende rechtsbijstand.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) Z. Karekezi (getekend) R.M. van Male
IvR