In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 januari 2014 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een bezwaar dat door appellant was ingediend tegen de intrekking van zijn persoonsgebonden budget door het Zorgkantoor. Het bezwaar was ingediend op 16 november 2011, maar het Zorgkantoor had het besluit van 20 maart 2010 niet correct geadresseerd, waardoor appellant het besluit pas op of omstreeks 16 oktober 2011 had ontvangen. De Raad oordeelde dat het bezwaar tijdig was ingediend, omdat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift van zes weken pas begint te lopen na de juiste bekendmaking van het besluit. De rechtbank had dit niet onderkend, waardoor de aangevallen uitspraak werd vernietigd voor zover het bezwaar niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad droeg het Zorgkantoor op om alsnog inhoudelijk te beslissen op het bezwaar van appellant. Daarnaast werd het Zorgkantoor veroordeeld in de proceskosten van appellant, die werden begroot op € 974,- voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.