ECLI:NL:CRVB:2014:3625
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering bijzondere bijstand voor woonkosten in de vorm van leenbijstand
In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijzondere bijstand voor woonkosten die in de vorm van leenbijstand is verstrekt aan betrokkene. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg had in 2009 bijstand toegekend aan betrokkene, maar heeft later besloten om deze bijstand terug te vorderen. De rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelde dat het college niet bevoegd was om de bijstand terug te vorderen, omdat het college had nagelaten te onderzoeken of er sprake was van overwaarde op de woning van betrokkene. Het college ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het toekenningsbesluit onherroepelijk was geworden en dat de bijzondere bijstand in de vorm van leenbijstand was verstrekt. De Raad stelde vast dat het college in redelijkheid niet gebruik had kunnen maken van de terugvorderingsbevoegdheid, omdat de bijzondere bijstand niet ten onrechte was verstrekt. De Raad benadrukte dat terugvordering haaks staat op de doelstellingen van de Beleidsregels, die beogen dat belanghebbenden krijgen waar zij wettelijk recht op hebben.
De Raad concludeerde dat het college had moeten afzien van terugvordering, gezien de omstandigheden van betrokkene, die in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. De Raad veroordeelde het college in de proceskosten van betrokkene en legde griffierecht op. De uitspraak werd gedaan op 28 oktober 2014.