Uitspraak
19 december 2011, 11/3949 en 11/3950 (aangevallen uitspraak)
mr. J.M. Nijman.
OVERWEGINGEN
€ 2.952,09.
NiNbi-beschikking is vastgesteld, doet niet af aan de bijdrageverplichting van appellant.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in België, had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van de buitenlandbijdrage door het College voor zorgverzekeringen (Cvz). De rechtbank had het bezwaar ongegrond verklaard, en de appellant ging hiertegen in hoger beroep. De Raad overwoog dat de termijn waarbinnen Cvz het verschil tussen de verschuldigde bijdrage en de reeds ingehouden bijdrage moet vaststellen, geen verval- of verjaringstermijn is. Dit betekent dat de overschrijding van deze termijn niet leidt tot het niet meer mogen vaststellen van de bijdrage door Cvz. De Raad bevestigde dat er geen schending van het rechtszekerheidsbeginsel was, omdat de appellant op de hoogte was van de mogelijkheid van een definitieve vaststelling van de jaarafrekening. De termijnoverschrijding was niet van zodanige duur dat de appellant hier niet meer rekening mee hoefde te houden. De Raad concludeerde dat de berekening van de buitenlandbijdrage door Cvz correct was en dat de appellant niet had aangetoond dat de gebruikte gegevens onjuist waren. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.