ECLI:NL:CRVB:2014:3563
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellante, die sinds 15 juli 2009 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond, die op 25 juni 2012 het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas gegrond verklaarde. Het college had op 1 november 2011 besloten de bijstand van appellante met ingang van 1 augustus 2011 in te trekken, omdat zij haar hoofdverblijf buiten de gemeente Peel en Maas had. Dit besluit volgde op een onderzoek door de sociale recherche naar de rechtmatigheid van de bijstand, na een anonieme melding dat appellante weinig thuis zou zijn.
De Raad stelt vast dat appellante op 19 september 2011 verklaarde dat zij tijdelijk bij haar vriend verbleef, maar dat zij ook aangaf dat zij nog wel op het uitkeringsadres woonde. De Raad oordeelt dat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet te melden dat zij feitelijk niet op het uitkeringsadres verbleef. De onderzoeksresultaten, waaronder 34 waarnemingen en verklaringen van buurtbewoners, ondersteunen de conclusie dat appellante in de te beoordelen periode niet op het uitkeringsadres verbleef. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken, omdat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan op 28 oktober 2014, waarbij de Raad de aangevallen uitspraak bevestigt voor zover deze is aangevochten. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.