Uitspraak
mr. Severijn verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. Koning.
OVERWEGINGEN
23 augustus 2011 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
middenoorontsteking - een veelvoorkomende aandoening is, waarvoor appellante onder behandeling bij de KNO-arts is. Voorts heeft zij gesteld dat uit de medische stukken niet is gebleken dat sprake is van een ernstig gehoorverlies of dat appellante gebruik maakt van hulpmiddelen. Zij heeft vastgesteld dat er in het INSS-rapport van 17 juni 2010 weliswaar klachten van de buis van Eustachius worden genoemd, maar dat geen gehoorstoornis wordt benoemd of beschreven. Verder bevat de in dat rapport genoemde medicatie geen oordruppels of oormedicatie. Voorts heeft zij vastgesteld dat appellante op het spreekuur bij de verzekeringsarts geen specifieke klachten heeft geuit aan het oor of gehoor en dat er geen gehoorstoornissen werden beschreven. Wel is daar opgemerkt dat appellante oordruppels gebruikt. Tot slot heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep opgemerkt dat in geen van de verslagen van de artsen een gehoorstoornis wordt gemeld. Geconcludeerd wordt dat appellante last heeft van het linker middenoor (otitis media serosa) waarvoor zij - niet bij voortduring - oordruppels gebruikt, maar er geen sprake is van een specifieke gehoorstoornis. Om die reden ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep dan ook geen aanleiding om specifieke beperkingen aan te nemen voor de linkeroorproblemen. In haar nadere reactie heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep nog gesteld dat de door appellante genoemde duizeligheid niet door een oorafwijking kan worden verklaard en het Uwv desondanks voor de duizeligheidsklachten beperkingen heeft aangenomen in de FML. Deze toelichtingen zijn voldoende overtuigend. Er is geen aanleiding deze voor onjuist te houden.