ECLI:NL:CRVB:2014:3522
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om functieonderhoud door korpschef onterecht; coördinerende taken en hoofdagent van dienst
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Limburg van 1 juli 2013. De appellant, een Allround Politiemedewerker, had verzocht om functieonderhoud op basis van de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie (Trfp). De korpschef had dit verzoek afgewezen, met het argument dat functieonderhoud alleen van toepassing zou zijn voor substantiële taken die ten minste één derde van de werktijd beslaan. De Raad oordeelde echter dat deze opvatting niet in de Trfp is terug te vinden. Het was voldoende dat de appellant feitelijk werkzaamheden had verricht die wezenlijk afweken van zijn functiebeschrijving.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant extra coördinerende taken had uitgevoerd binnen het project Video Registratie Onopvallende Surveillance (VROS) en dat hij op rouleerbasis als hoofdagent van dienst had gefunctioneerd. Deze taken waren niet in de organieke functiebeschrijving van de Allround Politiemedewerker opgenomen. De Raad concludeerde dat de korpschef ten onrechte het verzoek om functieonderhoud had afgewezen en heeft het besluit van de korpschef herroepen. De Raad heeft de korpschef ook veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de appellant, die in totaal € 1.948,- bedragen, en het griffierecht van € 239,- diende te worden vergoed.
De uitspraak benadrukt het belang van een juiste interpretatie van de Trfp en de noodzaak voor de korpschef om voldoende gemotiveerd te onderbouwen waarom een verzoek om functieonderhoud wordt afgewezen. De Raad heeft de appellant het gevraagde functieonderhoud toegekend, waarbij zijn functiebeschrijving werd aangevuld met de extra taken die hij had verricht.