ECLI:NL:CRVB:2014:3507
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. de Mooij
- G. van Zeben-de Vries
- D.S. de Vries
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering studiefinanciering op basis van GBA-adres
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van studiefinanciering door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Betrokkene, die sinds 18 januari 2005 staat ingeschreven op een GBA-adres, ontving studiefinanciering op basis van de Wet studiefinanciering 2000. Op 24 oktober 2012 heeft de Minister besloten om betrokkene als thuiswonend aan te merken, wat leidde tot een herziening van de studiefinanciering en een terugvordering van € 1.905,40. Dit besluit was gebaseerd op bevindingen van een huisbezoek op 4 september 2012, waaruit zou blijken dat betrokkene niet op haar GBA-adres woonde.
De rechtbank Midden-Nederland heeft in een eerdere uitspraak het besluit van de Minister vernietigd, omdat het onzorgvuldig was voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank oordeelde dat de bevindingen van het huisbezoek niet voldoende onderbouwd waren om te concluderen dat betrokkene niet op haar GBA-adres woonde. De rechtbank wees op de gebreken in het proces-verbaal van het huisbezoek en de verklaringen van omwonenden die bevestigden dat betrokkene al jarenlang op het GBA-adres woont.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en voegde daaraan toe dat de door de Minister overgelegde verklaring van een getuige niet leidde tot een ander oordeel. De Raad concludeerde dat de Minister niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat betrokkene niet op haar GBA-adres woonde. De Minister werd veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, die op € 974,- werden begroot.