ECLI:NL:CRVB:2014:3485
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang na aanpassing ondernemingsplan
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin zijn aanvraag om bijstand op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 was afgewezen. De rechtbank had het beroep ongegrond verklaard, en appellant stelde dat zijn bedrijf wel levensvatbaar was op basis van een aangepast ondernemingsplan. De Centrale Raad van Beroep heeft op 28 oktober 2014 geoordeeld dat appellant geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat appellant inmiddels een nieuwe aanvraag heeft ingediend, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De Raad benadrukt dat voor het aannemen van procesbelang niet alleen een principieel belang voldoende is, maar dat er ook een materieel belang moet zijn dat feitelijke betekenis heeft voor de indiener. Aangezien appellant enkel een principieel belang heeft en geen procesbelang kan worden aangenomen, is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met A.B.J. van der Ham als voorzitter en W.F. Claessens en E.C.R. Schut als leden, in aanwezigheid van griffier M.S. Boomhouwer.