ECLI:NL:CRVB:2014:347
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de functiewaardering door de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De zaak betreft de waardering van een organieke functie door het college van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Delft. Appellant, vertegenwoordigd door mr. A.J. Vis, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank die het bestreden besluit van het college had vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand had gelaten. De rechtbank oordeelde dat het college het advies van de Centrale Waarderingscommissie (CWC) had moeten inwinnen bij de waardering van de functie van appellant, maar dat de inhoudelijke beoordeling van de functiewaardering niet onhoudbaar was.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het passeren van de CWC door het college niet zonder gevolgen is geweest, maar dat appellant in hoger beroep geen inhoudelijke gronden heeft aangedragen die de functiebeschrijving en -waardering ter discussie stellen. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, voor zover deze was aangevochten. De uitspraak benadrukt het belang van adviescommissies zoals de CWC, maar ook de zelfstandige oordeelsvorming van de rechter over bestuursbesluiten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.