ECLI:NL:CRVB:2014:3407
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand en herziening van bijstandsverlening op basis van inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die sinds 21 december 2011 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had op 11 februari 2013 bijzondere bijstand aangevraagd voor de eerste maand huur en een waarborgsom. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de gevraagde kosten tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren en uit eigen inkomen of vermogen moeten worden voldaan.
Daarnaast heeft het college, na een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand, besloten om de bijstand van appellant te herzien en een bedrag van € 1.523,61 terug te vorderen. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat appellant in de periode van 20 augustus 2012 tot en met 13 september 2012 inkomsten uit arbeid had ontvangen, maar deze niet had gemeld. Appellant heeft de inlichtingenverplichting geschonden, wat leidde tot een verlaging van de bijstand met 30% gedurende een maand.
De Raad heeft overwogen dat de door appellant aangevoerde omstandigheden niet als bijzondere omstandigheden kunnen worden aangemerkt die recht geven op bijzondere bijstand. De Raad bevestigt dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat was om voor de gevraagde kosten te reserveren. Ook heeft hij niet kunnen aantonen dat hij aan zijn meldingsplicht heeft voldaan. De Raad concludeert dat het college terecht de aanvraag voor bijzondere bijstand heeft afgewezen en de herziening en terugvordering van de bijstand heeft doorgevoerd. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.