ECLI:NL:CRVB:2014:3382
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J.J.T. van den Corput
- R.E. Bakker
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering aan appellant, die zich ziek had gemeld vanwege psychische en lichamelijke klachten als gevolg van een hypofysetumor. Appellant had eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangen en had op 14 januari 2011 een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv had appellant een WGA-uitkering toegekend, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 80%. In een later besluit werd deze mate van arbeidsongeschiktheid verhoogd naar 80 tot 100%, maar het bezwaar van appellant tegen het eerdere besluit werd ongegrond verklaard.
De rechtbank had in haar uitspraak van 2 mei 2012 geoordeeld dat de arbeidsongeschiktheid van appellant geen duurzaam karakter had. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat zijn situatie, door de fluctuaties van de tumor, wel degelijk duurzaam was. De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze in essentie een herhaling waren van de eerder aangevoerde gronden. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en de onderliggende overwegingen, waarbij werd opgemerkt dat appellant geen nieuwe medische gegevens had overgelegd die zijn standpunt konden onderbouwen.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende medische onderbouwing bij claims van duurzame arbeidsongeschiktheid en de rol van de rechtbank in het beoordelen van dergelijke claims.