ECLI:NL:CRVB:2014:3305
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van Wajong-uitkering met terugwerkende kracht en beoordeling van ingangsdatum
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De zaak betreft de toekenning van een Wajong-uitkering aan betrokkene, die op 26 maart 2009 een aanvraag indiende. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had aanvankelijk geweigerd om de uitkering toe te kennen, maar de rechtbank oordeelde op 15 februari 2012 dat het Uwv dit besluit moest herroepen en de uitkering moest toekennen met ingang van 26 maart 2009. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep ingesteld, waardoor deze in kracht van gewijsde is gegaan.
In het hoger beroep heeft het Uwv aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat er geen bijzonder geval was dat aanleiding gaf om de uitkering eerder dan één jaar voor de aanvraagdatum toe te kennen. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het Uwv op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank in haar eerdere uitspraak geen oordeel heeft gegeven over de uitzonderingssituatie van artikel 29, tweede lid, tweede volzin van de Wajong, en dat betrokkene in dit geval niet in verzuim was met het indienen van de aanvraag.
De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep van het Uwv slaagt en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd. De Raad heeft het beroep ongegrond verklaard, waarmee de eerdere beslissing van het Uwv om de Wajong-uitkering met terugwerkende kracht toe te kennen, is gehandhaafd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.