ECLI:NL:CRVB:2014:3265
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op uitkering op basis van de Wet WIA na vaststelling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 oktober 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. Appellant had zich op 22 juli 2010 ziek gemeld na een motorongeval en had later, na een auto-ongeval op 27 april 2012, een toename van klachten ervaren. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant met ingang van 19 juli 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor hij geen recht had op een uitkering op basis van de Wet WIA. Appellant had bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het Uwv handhaafde zijn beslissing. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang.
In hoger beroep heeft appellant zijn bezwaren tegen de beslissing van de rechtbank herhaald en aangevoerd dat de verzekeringsarts onvoldoende rekening had gehouden met zijn pijnklachten en dat er twijfels waren over de zorgvuldigheid van het onderzoek. De Raad heeft het hoger beroep van appellant ingetrokken, maar heeft zich beperkt tot de beoordeling van het beroep tegen het besluit van 24 april 2013, waarin het Uwv het bezwaar van appellant ongegrond verklaarde. De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts de medische situatie van appellant zorgvuldig had beoordeeld en dat er geen aanleiding was om aan de juistheid van de medische beoordeling te twijfelen.
De Raad heeft geconcludeerd dat de arbeidsdeskundige de functies die appellant zou kunnen vervullen correct had geselecteerd en dat appellant terecht minder dan 35% arbeidsongeschikt was geacht. De Raad heeft het beroep van appellant tegen het besluit van 24 april 2013 ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 3 oktober 2014.