ECLI:NL:CRVB:2014:3215
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.J.T. van den Corput
- J.S. van der Kolk
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige grondslag
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die op 1 december 2008 als gevolg van een bedrijfsongeval uitviel voor zijn werk als allround magazijnmedewerker. Appellant had eerder al twee bedrijfsongevallen in 2007 gehad, waarbij hij letsel aan zijn rechterbeen opliep. Er speelde ook een arbeidsconflict tussen appellant en zijn werkgever. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) stelde bij besluit van 3 november 2010 vast dat appellant met ingang van 24 november 2010 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd in een later bestreden besluit van 12 april 2011 bevestigd, waarop appellant in beroep ging bij de rechtbank Assen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, met de overweging dat de verzekeringsartsen de beperkingen van appellant zorgvuldig in kaart hadden gebracht.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat hij meer beperkt was dan door de verzekeringsartsen aangenomen. Hij overhandigde een rapport van psychodiagnostisch onderzoek van psycholoog drs. B.G.J.M. Thomassen, waarin hij stelde dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn psychische klachten. Appellant bracht ook een besluit van 29 november 2013 in het geding, waaruit bleek dat het Uwv hem een IVA-uitkering had toegekend per 7 oktober 2013, maar hij vorderde een eerdere ingangsdatum van de WIA-uitkering.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het bestreden besluit op een voldoende medische en arbeidskundige grondslag berustte. De Raad stelde vast dat de bezwaarverzekeringsarts de door appellant ingebrachte rapporten adequaat had beoordeeld en dat er geen aanleiding was om de eerdere besluiten van het Uwv te herzien. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.