ECLI:NL:CRVB:2014:3202
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van vervoersvoorziening op grond van de Wet WIA en de rol van de scootmobiel
In deze zaak gaat het om de toekenning van een vervoersvoorziening op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellant, die een scootmobiel heeft gekregen gefinancierd uit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO), verzoekt om een vergoeding voor de aanpassing van zijn auto naar volledige handbediening. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft zijn aanvraag afgewezen, omdat zij van mening is dat de scootmobiel een adequate vervoersvoorziening is voor appellant om naar zijn werk te reizen. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
Appellant heeft in hoger beroep betoogd dat de rechtbank het geschil te beperkt heeft opgevat en dat zijn aanvraag ook betrekking had op de aanpassing van zijn auto. Hij heeft aangevoerd dat de verzekeringsarts heeft vastgesteld dat hij auto rijdt en dat hij deze wil laten aanpassen. Appellant heeft ook gewezen op de moeilijkheden die hij ondervindt bij het reizen, vooral met betrekking tot de Erasmusbrug, die hij moet oversteken om op zijn werk te komen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de uitlating van appellant tegenover de verzekeringsarts niet kan worden gezien als een aanvraag voor de vergoeding van de aanpassing van zijn auto. De Raad heeft vastgesteld dat de scootmobiel, gezien de afstand tussen de woning van appellant en zijn werkplek, een adequate voorziening is. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.