ECLI:NL:CRVB:2014:3177
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om kwijtschelding van openstaande vordering bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had een verzoek ingediend om kwijtschelding van een openstaande vordering van € 7.892,90. Deze vordering was ontstaan na de intrekking van zijn bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht. Het college had het verzoek om kwijtschelding afgewezen, omdat appellant niet voldeed aan de voorwaarden zoals neergelegd in de Beleidsregels inzake opschorting, herziening, intrekking en terugvordering van inkomstenvoorzieningen.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant geen betalingsregeling had getroffen en dat hij niet aan zijn inlichtingenverplichting had voldaan. Bovendien was er vastgesteld dat er ten tijde van het verzoek nog geen 50% van de hoofdsom was afgelost. De Raad oordeelde dat de afwijzing van het verzoek om kwijtschelding in overeenstemming was met het beleid van het college en dat appellant geen bijzondere omstandigheden had aangevoerd die een afwijking van dit beleid rechtvaardigden.
De Raad concludeerde dat de beroepsgrond van appellant, dat het college ten onrechte had gesteld dat hij was vervolgd voor bijstandsfraude, niet slaagde. Ook de stelling dat het college in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel had gehandeld, werd verworpen, omdat appellant niet voldoende duidelijkheid had verschaft over de vermeende schuld. Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd.