ECLI:NL:CRVB:2014:3150
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ingangsdatum bijstand en aanvraagprocedure onder de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om de ingangsdatum van de bijstand voor appellant, die stelt dat hij eerder een aanvraag om bijstand heeft ingediend. Appellant heeft zich op 15 augustus 2012 gemeld voor bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en beweert dat hij op 17 februari 2012 digitaal een aanvraag heeft ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft echter vastgesteld dat er geen aanvraag geregistreerd staat en dat appellant niet heeft voldaan aan de voorwaarden van het beleid, dat vereist dat men zich binnen vijf werkdagen na een afwijzing van een WW-aanvraag moet melden voor bijstand.
De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij wel degelijk een aanvraag heeft ingediend, maar de Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij op 17 februari 2012 een aanvraag om bijstand heeft ingediend. De Raad heeft daarbij gewezen op de noodzaak van een schriftelijke aanvraag en dat de melding en de aanvraag twee verschillende juridische begrippen zijn.
De Raad heeft ook overwogen dat het college het beleid consistent heeft toegepast en dat appellant niet binnen de gestelde termijn heeft gereageerd na de afwijzing van zijn WW-aanvraag. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak is openbaar gedaan op 23 september 2014.