ECLI:NL:CRVB:2014:3147
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.F. Claessens
- M. Hillen
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Weigering langdurigheidstoeslag op basis van niet voldoen aan voorwaarden en gelijkheidsbeginsel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de weigering van een langdurigheidstoeslag aan betrokkene, die een aanvraag had ingediend op 11 september 2012. Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven had de aanvraag afgewezen op basis van het feit dat betrokkene niet voldeed aan de voorwaarde van een ononderbroken laag inkomen gedurende 60 maanden. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen.
In hoger beroep heeft het college betoogd dat de rechtbank een onjuiste uitleg heeft gegeven aan de relevante wetgeving, met name artikel 36 van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college stelde dat de rechtbank niet had onderkend dat het in de wet genoemde percentage van 110% van de bijstandsnorm een bovengrens is voor het begrip 'laag inkomen'. Betrokkene voerde aan dat het negatieve fiscale inkomen in aanmerking moest worden genomen en dat er sprake was van een schending van het gelijkheidsbeginsel, omdat andere gemeenten andere criteria hanteerden.
De Raad heeft geoordeeld dat het college terecht had vastgesteld dat het inkomen van betrokkene boven de geldende bijstandsnorm uitkwam. De Raad heeft ook bevestigd dat er geen aanknopingspunten zijn om het negatieve fiscale inkomen mee te rekenen. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van betrokkene ongegrond verklaard. De Raad concludeerde dat de verschillende uitvoeringen van de WWB door gemeenten niet in strijd zijn met het gelijkheidsbeginsel, aangezien de wet gedecentraliseerde uitvoering mogelijk maakt.
De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden voor het verkrijgen van een langdurigheidstoeslag en de interpretatie van de relevante wetgeving door de Centrale Raad van Beroep.