ECLI:NL:CRVB:2014:3131

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 september 2014
Publicatiedatum
24 september 2014
Zaaknummer
12-3632 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WGA-uitkering met voldoende medische en arbeidskundige onderbouwing

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WGA-uitkering van appellante, die sinds 7 november 2006 vanwege knieklachten arbeidsongeschikt was. Appellante ontving van 4 november 2008 tot 4 november 2011 een loongerelateerde WGA-uitkering, maar na herbeoordelingen door het Uwv werd vastgesteld dat zij per 4 november 2011 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank Breda verklaarde het beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond, zowel voor de eerste als de tweede herbeoordeling. Appellante ging in hoger beroep tegen deze uitspraken.

Tijdens de zitting op 13 augustus 2014 heeft appellante, bijgestaan door haar advocaat, haar standpunt toegelicht. Het Uwv heeft verweerschriften ingediend en zich laten vertegenwoordigen door een advocaat. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank in haar uitspraken voldoende medische en arbeidskundige onderbouwing heeft gegeven voor de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid van appellante. De Raad heeft de argumenten van appellante in hoger beroep niet gevolgd, omdat deze voornamelijk herhalingen waren van eerdere stellingen.

De Raad heeft vastgesteld dat appellante tot de datum van het bestreden besluit een loongerelateerde uitkering heeft ontvangen en dat er geen inkomenseis gold op de datum van de herbeoordeling. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep tegen de eerste uitspraak niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellante geen belang meer had bij een oordeel hierover. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

12/3632 WIA, 13/5597 WIA
Datum uitspraak: 24 september 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 8 juni 2012, 11/3211 (aangevallen uitspraak 1) en tegen de uitspraak van de rechtbank
Zeeland-West-Brabant van 3 oktober 2013, 13/565 ( aangevallen uitspraak 2)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
derde belanghebbende [BV] te[plaats]
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. P.A.I. De Spirt, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen aangevallen uitspraak 1 en heeft mr. S. Klootwijk, advocaat en kantoorgenoot, hoger beroep ingesteld tegen aangevallen uitspraak 2.
Het Uwv heeft verweerschriften ingediend in beide zaken.
Appellante heeft medische informatie in hoger beroep ingezonden waarop het Uwv heeft gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft in beide zaken gevoegd plaatsgevonden op 13 augustus 2014. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Klootwijk. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.P.F. Oosterbos. Namens derde belanghebbende is, met bericht, niemand verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellante heeft laatstelijk gewerkt als leidinggevende en meewerkend voorvrouw schoonmaakster en is vanwege knieklachten op 7 november 2006 uitgevallen. Bij besluit van 4 november 2008 is aan appellante een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend over de periode van 4 november 2008 tot 4 november 2011, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%.
1.2. Bij besluit van 9 november 2010 heeft het Uwv na herbeoordeling vastgesteld dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt is zodat zij vanaf 4 november 2011 geen WGA-uitkering meer krijgt. Bij besluit van 25 mei 2011 (bestreden besluit 1) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 9 november 2010 ongegrond verklaard.
1.3. Bij besluit van 16 juli 2012 heeft het Uwv, na een nieuwe herbeoordeling, vastgesteld dat appellante met ingang van 4 november 2011 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en daarom aansluitend aan haar loongerelateerde uitkering vanaf die datum geen WGA-uitkering meer krijgt. Het tegen dat besluit gerichte bezwaar heeft het Uwv bij besluit van 4 januari 2013 (bestreden besluit 2) ongegrond verklaard.
2.1. Bij aangevallen uitspraak 1 heeft de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit 1 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft zich verenigd met de door de verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts per 9 november 2010 vastgestelde medische beperkingen en heeft geoordeeld dat appellante met die beperkingen in staat was per die datum de aan haar geduide functies van verkoper groothandel (SBC-code 317012), productiemedewerker industrie
(SBC-code 111180), telefonist en receptionist (SBC-code 315120) te verrichten. De mate van arbeidsongeschiktheid daalt daarmee per beoordelingsdatum 9 november 2010 tot beneden 35% zodat volgens de rechtbank de WGA-uitkering terecht per 4 november 2011 wordt beëindigd.
2.2. Bij aangevallen uitspraak 2 heeft de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzekeringsartsen per de datum
4 november 2011 niet te geringe medische beperkingen voor appellante hebben aangenomen en dat geen aanleiding bestaat om in beroep tot andere arbeidskundige bevindingen te komen dan de bezwaararbeidsdeskundige in het aanvullend rapport van 17 april 2013. De rechtbank heeft geconcludeerd dat appellante met ingang van 4 november 2011 terecht geschikt is geacht voor de aan haar geduide functies van productiemedewerker industrie
(SBC-code 111180), verkoper groothandel (SBC-code 317012) en administratief medewerker (beginnend) (SBC-code 315090), waardoor zij minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht.
3.1. In hoger beroep in beide zaken stelt appellante zich op het standpunt dat zij meer beperkt is dan door het Uwv is vastgesteld en dat de geduide functies voor haar te belastend en niet geschikt zijn.
3.2. Het Uwv heeft in hoger beroep bepleit dat appellante in haar hoger beroep tegen aangevallen uitspraak 1 niet-ontvankelijk wordt verklaard omdat appellante met dat hoger beroep met betrekking tot bestreden besluit 1 niet kan bereiken wat ze wil. De WGA-uitkering is immers blijven doorlopen tot 4 november 2011. Het Uwv heeft verzocht aangevallen uitspraak 2 te bevestigen.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.Vastgesteld wordt dat appellante tot de datum waarop bestreden besluit 2 betrekking heeft, een loongerelateerde uitkering heeft ontvangen. Verder staat vast dat, gelet op het bepaalde in artikel 60, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en uitgaande van de beoordelingsdatum van bestreden besluit 1 - 9 november 2010 -, op de datum waarop bestreden besluit 2 betrekking heeft - 4 november 2011 -, nog geen inkomenseis gold omdat in de visie van het Uwv de inkomenseis pas gaat gelden vanaf 9 november 2012. De Raad vindt daarin aanleiding eerst het hoger beroep tegen aangevallen uitspraak 2 te behandelen.
4.2.
De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank in aangevallen uitspraak 2 en de overwegingen waarop dat oordeel is gebaseerd. De rechtbank heeft dat oordeel uitvoerig gemotiveerd en daarbij alle voorhanden medische en arbeidskundige gegevens betrokken.
4.3.
In hoger beroep heeft appellante medische gegevens ingebracht uit 2014. Die gegevens hebben betrekking op de gezondheidssituatie van appellante ver na de datum die hier in geding is. Voor het overige is hetgeen in hoger beroep door appellante is aangevoerd in essentie een herhaling van wat zij in beroep heeft gesteld en door de rechtbank afdoende en overtuigend is beoordeeld. De Raad kan appellante niet volgen in haar stelling dat haar beperkingen met betrekking tot knielen en hurken onvoldoende in de gewijzigde Functionele Mogelijkhedenlijst van 2 januari 2013 zijn weergegeven. In de toelichting is vermeld dat knielen en hurken niet mogelijk is, maar grondbereik is mogelijk. Medische gegevens, die aanknopingspunten bieden om aan de juistheid van deze beperking te twijfelen, zijn niet ingebracht. Met betrekking tot de in hoger beroep geuite kritiek op de passendheid van de functies wordt in navolging van de rechtbank geoordeeld dat de bezwaararbeidsdeskundige de passendheid van de functies op 2 januari 2013 en in het aanvullend rapport van 17 april 2013 afdoende heeft toegelicht. Dat appellante geen ervaring heeft met werken in een ziekenhuis kan voor de geschiktheid van de betreffende functie geen belemmering zijn, aangezien in de functie geen ervaring is vereist.
4.4.
Het hoger beroep tegen aangevallen uitspraak 2 slaagt niet, zodat die uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
4.5.
Gelet op de in 4.4 vermelde conclusie heeft appellante, gelet op wat in 4.1 is overwogen, geen belang meer bij een oordeel over aangevallen uitspraak 1, omdat appellante gedurende de loongerelateerde WGA-uitkering geen gevolgen heeft ondervonden als gevolg van haar arbeidsongeschiktheidsbeoordeling per 9 november 2010 en het resultaat dat appellante in deze procedure nastreeft, geen feitelijke betekenis meer voor haar kan hebben. Het hoger beroep tegen aangevallen uitspraak 1 wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard.
5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het hoger beroep tegen aangevallen uitspraak 1 niet-ontvankelijk;
- bevestigt aangevallen uitspraak 2.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en J.S. van der Kolk en
I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in tegenwoordigheid van S. Aaliouli als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 september 2014.
(getekend) D.J. van der Vos
(getekend) S. Aaliouli

HD