ECLI:NL:CRVB:2014:3129

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 september 2014
Publicatiedatum
24 september 2014
Zaaknummer
12-4292 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanvraag voor AWBZ-zorg en de rol van medische advisering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond. De appellant had een aanvraag voor AWBZ-zorg ingediend, welke door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) niet in behandeling was genomen. CIZ stelde dat er geen relevante wijzigingen waren in de gezondheid en leefomstandigheden van de appellant, en dat er geen medische gegevens waren die de indicatie voor AWBZ-zorg konden onderbouwen. De rechtbank had het beroep van de appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.

De Raad heeft vastgesteld dat de appellant in hoger beroep geen nieuwe of andere gronden heeft aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen. De rechtbank had eerder al geconcludeerd dat het advies van de medisch adviseur van CIZ zorgvuldig was en dat er geen medische onderbouwing was voor de stelling van de appellant dat er wel een psychiatrische aandoening aanwezig was. De Raad benadrukt dat het aan de appellant was om relevante medische informatie aan te leveren, wat niet is gebeurd. Hierdoor kon de Raad niet anders dan de uitspraak van de rechtbank bevestigen.

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Deze uitspraak benadrukt het belang van medische advisering en de noodzaak voor appellanten om relevante medische gegevens te overleggen bij aanvragen voor zorg.

Uitspraak

12/4292 AWBZ
Datum uitspraak: 24 september 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van
21 juni 2012, 11/1781(aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R.A.N.H. Verkoeijen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Beide partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2014. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Verkoeijen. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. O. Talhaoui

OVERWEGINGEN

De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. In 2011 heeft een landelijk onderzoek plaatsgevonden naar misbruik van op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) verstrekte persoonsgebonden budgetten. Na onderzoek heeft CIZ bij besluit van 18 mei 2011 aan appellant bericht dat zijn indicatie voor AWBZ-zorg per diezelfde datum wordt beëindigd.
1.2. Bij besluit van 20 juni 2011 heeft CIZ de aanvraag voor AWBZ-zorg van appellant van
8 juni 2011 niet in behandeling genomen, omdat uit de aanvraag niet blijkt van relevante wijzigingen in de gezondheid en leefomstandigheden van appellant.
1.3. Het door appellant tegen het besluit van 20 juni 2011 gemaakte bezwaar is door CIZ ongegrond verklaard bij besluit van 17 november 2011 (het bestreden besluit). Dit besluit berust op het standpunt van de medisch adviseur van CIZ dat op grond van de beschikbare gegevens geen psychiatrische aandoening kan worden vastgesteld die als grondslag voor een indicatie kan gelden.
2.
De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven. De rechtbank heeft overwogen, voor zover in dit geding relevant, dat niet is gebleken van onzorgvuldigheden in het advies van de medisch adviseur van 9 november 2011, zodat CIZ dit advies aan zijn besluit ten grondslag mocht leggen. Appellant heeft niet nader gemotiveerd noch met medische stukken onderbouwd waarom wel van een psychiatrische grondslag sprake is. Het door de psychiater in gang gezette onderzoek en de mogelijk daaruit voortvloeiende behandeling is door CIZ terecht aangemerkt als zorg die wordt bekostigd op grond van de Zorgverzekeringswet. Deze zorg is gelet op artikel 2 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ voorliggend op de inzet van de AWBZ-zorg. Er is volgens de rechtbank daarom geen reden de uitkomst van dit onderzoek af te wachten alvorens tot besluitvorming te komen over de aanvraag voor AWBZ-zorg.
3.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling. Hij stelt vast dat het hoger beroep gericht is tegen het handhaven van de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit. Dit betekent dat beoordeeld moet worden of de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit terecht in stand heeft gelaten.
4.1.
Appellant heeft in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden naar voren gebracht of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen.
4.2.
De rechtbank heeft de in eerdere aanleg aangevoerde gronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze leiden tot het in stand laten van de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit. Hij voegt hier nog aan toe dat appellant in hoger beroep geen nadere, voor de beoordeling van de aanvraag relevante, informatie heeft overlegd betreffende de diagnose van zijn stoornis. Van de behandelend psychiater van appellant bevindt zich in het dossier slechts een bericht van 27 oktober 2011 waarin hij te kennen geeft dat nog nadere diagnostiek dient plaats te vinden. Juist nu appellant bij de rechtbank en opnieuw in hoger beroep heeft betoogd dat de grondslag psychiatrie wél kan worden gesteld en dat het resultaat van het onderzoek door de behandelend psychiater diende te worden afgewacht, had het op diens weg gelegen om nader bericht van de behandelend psychiater in te brengen. Nu dit niet is gebeurd en er evenmin andere medisch objectiveerbare gegevens in het dossier zijn gevoegd die leiden tot twijfel aan de bevindingen van de medisch adviseur kan het hoger beroep niet slagen.
4.3.
De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en M.F. Wagner en
G. van Zeben-de Vries als leden, in tegenwoordigheid van M. Crum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 september 2014.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) M. Crum

QH