ECLI:NL:CRVB:2014:3083
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning persoonsgebonden budget wegens niet-naleving verplichtingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank ’s-Gravenhage, die op 25 juli 2012 het beroep van appellante tegen een besluit van Zorgkantoor Haaglanden ongegrond verklaarde. Appellante had een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangen voor zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) voor de jaren 2010 en 2011. Zorgkantoor Midden-Holland had ook een pgb verstrekt, maar na een verhuizing van appellante van Gouda naar Den Haag, verzocht Zorgkantoor Midden-Holland Zorgkantoor Haaglanden om het pgb over te nemen. Op 14 december 2011 besloot Zorgkantoor Haaglanden echter om geen pgb meer toe te kennen aan appellante, omdat zij had verzuimd om melding te maken van het dubbel ontvangen pgb van Zorgkantoor Midden-Holland. Dit leidde tot de weigering van de toekenning van het pgb met ingang van 1 januari 2012.
Appellante stelde in hoger beroep dat zij haar verhuizing tijdig had doorgegeven en dat Zorgkantoor Haaglanden niet had meegewogen dat zij 24-uurszorg nodig had, welke zorg niet in natura kon worden geleverd. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellante niet had voldaan aan haar verplichtingen als pgb-houder, aangezien zij geen melding had gemaakt van het dubbel ontvangen pgb. De Raad verwees naar de relevante artikelen van de Regeling subsidies AWBZ, die bepalen dat een zorgkantoor de verlening van een pgb kan weigeren indien de verzekerde zich niet aan de verplichtingen houdt. De Raad concludeerde dat Zorgkantoor Haaglanden terecht het pgb had geweigerd en bevestigde de aangevallen uitspraak.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met J. Brand als voorzitter en W.H. Bel en D.S. de Vries als leden. De beslissing werd uitgesproken in het openbaar op 10 september 2014.