ECLI:NL:CRVB:2014:3076
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
WGA-uitkering en de medische grondslag bij arbeidsongeschiktheid na verkeersongeval
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, die een WGA-uitkering heeft aangevraagd na arbeidsongeschiktheid door een verkeersongeval. Appellant, een internationaal vrachtwagenchauffeur, is op 10 juli 2008 uitgevallen door lichamelijke klachten. Na een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA op 22 maart 2010, heeft hij medische onderzoeken ondergaan door Duitse artsen. De verzekeringsarts concludeerde dat appellant per 8 juli 2010 beperkt was in zijn arbeidscapaciteit, wat leidde tot de toekenning van een WGA-uitkering van 35 tot 80%.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam bevestigde deze beslissing, waarbij werd gesteld dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische grondslag van de beslissing. Appellant stelde dat het onderzoek van de bezwaarverzekeringsarts onzorgvuldig was, omdat deze appellant niet zelf had gezien en de medische rapporten niet recent waren.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het onderzoek door de bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig was. De rapporten van de internist en orthopeed waren voldoende actueel om een juist beeld te geven van de beperkingen van appellant op de relevante datum. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een deskundigenonderzoek en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De toekenning van de WGA-uitkering werd terecht gehandhaafd, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.