ECLI:NL:CRVB:2014:3069
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.S. van de Kolk
- R.E. Bakker
- E.W. Akkerman
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant, die als facilitair medewerker werkte, meldde zich ziek vanwege pijnklachten aan zijn rechterarm, rechterbeen, nek en rug, mogelijk gerelateerd aan een postpoliosyndroom. Na een onderzoek door een verzekeringsarts in 2011, werd vastgesteld dat appellant beperkingen had, maar nog geschikt was voor andere functies. Het Uwv besloot dat appellant geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde zijn beroep ongegrond.
In hoger beroep voerde appellant aan dat de medische en arbeidskundige grondslagen van de besluiten onjuist waren. Hij stelde dat zijn beperkingen niet goed waren vastgelegd en dat er ten onrechte geen urenbeperking was aangenomen. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hadden gedaan. De Raad bevestigde dat de medische gegevens voldoende waren om de conclusie te onderbouwen dat appellant in staat was om de geduide functies te vervullen.
De Raad concludeerde dat er geen reden was om de eerdere besluiten van het Uwv te herzien, omdat appellant geen nieuwe medische gegevens had overgelegd die de conclusies van de verzekeringsartsen in twijfel trokken. De hoger beroepen van appellant werden afgewezen en de eerdere uitspraken van de rechtbank werden bevestigd.