ECLI:NL:CRVB:2014:3065
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.J.T. van den Corput
- A.I. van der Kris
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor geduide functies
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellante, die zich op 10 oktober 2005 ziek meldde vanuit haar werk als administratief medewerkster. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft haar uitkering per 18 oktober 2010 beëindigd, omdat zij geschikt werd geacht voor de geduide functies. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de rechtbank niet voldoende heeft gemotiveerd waarom zij het oordeel van de bezwaarverzekeringsarts meer gewicht heeft gegeven dan dat van haar eigen deskundige.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en een deskundige ingeschakeld om de medische situatie van appellante te onderzoeken. De deskundige concludeerde dat appellante op de datum in geding beperkt was in het gebruik van haar nek, schouders, armen en handen, maar dat zij ondanks deze beperkingen geschikt was voor ten minste één van de functies die in het kader van de Wet WIA aan haar waren voorgehouden. De Raad heeft het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige als doorslaggevend beschouwd en geconcludeerd dat de geselecteerde functies binnen de belastbaarheid van appellante blijven.
De Raad heeft het hoger beroep van appellante afgewezen en de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is openbaar gedaan op 10 september 2014.