ECLI:NL:CRVB:2014:306
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- W.F. Claessens
- A.M. Overbeeke
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Arnhem. De appellant ontving van 4 juli 1997 tot en met 8 juli 2010 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een melding van de Belastingdienst over een bankrekening met een saldo van € 8.907,- heeft de gemeente Ede een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Dit onderzoek onthulde dat de appellant een afkoopsom van € 15.764,60 had ontvangen en meerdere motorvoertuigen op zijn naam had staan, zonder deze informatie te delen met het college. Hierdoor heeft het college besloten de bijstand van de appellant in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen tot een bedrag van € 87.559,42.
De rechtbank Arnhem heeft in een tussenuitspraak geoordeeld dat het college slechts bevoegd was om de bijstand in te trekken over een aantal maanden in de eerste periode en dat de intrekking voor de tweede periode gerechtvaardigd was vanwege vermogensoverschrijding. Het college heeft vervolgens de intrekking van de bijstand over de eerste periode beperkt en het teruggevorderde bedrag verlaagd tot € 70.879,19. De appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraken, waarbij hij aanvoert dat de terugvordering tot een onredelijke uitkomst leidt en dat hij recht op bijstand zou hebben gehad als hij de relevante informatie tijdig had verstrekt.
De Raad heeft geoordeeld dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij recht op bijstand zou hebben gehad in de tweede periode, zelfs als hij de informatie had verstrekt. De Raad bevestigt dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en de kosten terug te vorderen. De uitspraak van de rechtbank Arnhem wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.